— 120 —
noemden meelmeter. Deze broodkneeder, waarvan men hiernevens de juiste afteekening ziet, bestaat uit een gewonen trog, waarvan de bodem echter cylindervormig is. Op elk der beide zijkanten zijn ijzeren kussens a a, aangebragt, waarin eene gegoten ijzeren staaf C. ligt, die gemakkelijk op genoemde kussens kan gedraaid worden. De kussens zijn zoo aangebragt, dat zij buiten den trog uitsteken, opdat de olie, waarmede zij gesmeerd worden, en die soms onder het draaijen mogt afdruipen, niet in den trog, maar daar buiten zoude vloeijen. Aan de beide einden der staaf zijn in tegenovergestelde rigting twee ijzers, A A, aangebragt, die aan hunne uiteinden mesvormige ijzeren armen I I, dragen, die spiraalsgewijs gekromd met het andere einde aan de staaf C. verbonden zijn, zoo als dit door de teekening aangetoond wordt. Vier zulke ijzers zijn op deze wijze met de staaf verbonden, terwijl de staaf met deze ijzers door middel van een getand rad D met kamrad G en vliegwiel H gemakkelijk bewogen wordt. Het geheel rust op een houten gestel B. Het meel wordt met het water, de melk, het zout en de gist op de gewone wijze in den trog gebragt en vervolgens het werktuig rond gedraaid, waarbij de spiraal vormige ijzers dezelfde werking doen, die de bakker anders met zijne armen verrigt; het deeg wordt namelijk opgeligt en uit een getrokken, om daarna weder in een gedrukt te worden. Is het deeg genoeg gekneed, dan kan men door het draaijen van eene kruk, die onder aan den trog bevestigd is, en op eene bijzondere wijze met den kneeder verbonden is, deze uit den trog doen rijzen. Het beslag voor eenen oven van 3 Ned. el doorsnede kan door éénen man vervaardigd worden, zonder dat deze zich bijzonder vermoeit. Het Bestuur der hospitalen te Parijs heeft dezen broodkneeder in hunne bakkerij op de place Scipion geplaatst, waar hij dagelijks uitstekende diensten bewijst.