Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/547

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

EENPAAR


LANDBOUW-VRAGEN.


DOOR

dr. w.c.h. staring.

 

 

Reeds van onze vroegste jeugd af aan zijn wij gewend te vragen naar "het waarom" van hetgene er om ons in de natuur plaats vindt. Eerst is 't leergierigheid, die meestal bevredigd kan worden door ouders en leermeesters, maar later wordt het weetgierigheid. Wij vragen dan, hetgeen ouders en leermeesters evenzeer als wij zelve zouden vragen en dat slechts beantwoord kan worden door onderzoek en studie, door het zoeken naar de oorzaken, die de werkingen der natuur, welke wij waarnemen, ten gevolge hebben. Hoe meer men zich aan dergelijke wetenschappelijke navorschingen overgeeft, des te meer nemen de vragen toe, want, gelukkig voor den natuurkenner, hoe dieper hij in het wezen der zaken indringt, des te grootscher, des te uitgebreider, des te onbegrijpelijk wijzer blijkt hem de inrigting der natuur te zijn, des te grenzenloozer wordt voor hem het veld waarop hij naar de "redenen waarom," vragen en naar de antwoorden zoeken kan. De natuurkenner kan zich gelukkig roemen, dat hij nimmer het einde van zijn onderzoek zal bereiken, maar dat er steeds stof in overvloed voorhanden blijft om zijnen geest werk te verschaffen.

Een klein gedeelte dier onuitputtelijke bron van onderzoek omvat de wetenschappelijke landbouw. Hier ook vraagt een ieder die dat edele bedrijf, met liefde voor de wetenschap, behartigt, die er meer in ziet dan een handwerk volgens werktuigelijk aangeleerde kunstgrepen en recepten beoefend, aanhoudend naar de "redenen waarom" er zooveel plaats vindt, waarvan de oorzaak niet terstond voor de hand ligt; en men heeft het, door vlijtig onderzoek en voorgelicht door het licht dat de natuurkundige wetenschappen