Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/574

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 156 —

de daarin bevatte cellen, aan de binnenzijde eene nieuwe houtlaag, aan de buitenzijde een bastlaag vormt, terwijl de in het midden tusschen beiden in gelegen cellen gestadig voortgaan zich te vermenigvuldigen, zoodat het teeltweefsel dus onophoudelijk vernieuwd of verjongd wordt. Wanneer men nu zulk een' stengel of tak afscheurt of doorsnijdt, dan zullen zich hetzij na planting in de aarde, of, indien de aard der plant het gedoogt, in de lucht, aan het afgescheurde of doorgesneden einde wortelvezelen ontwikkelen ter plaatse waar zich de teeltweefselkring bevindt, en een nader onderzoek leert, dat zulks geschiedt ten gevolge van de vermenigvuldiging der kleine cellen op dat punt, waardoor aanvankelijk een klein wratachtig uitwasje ontstaat, hetwelk vervolgens allengs grooter wordt.

Twee doorsnedes van tak

De nevensstaande afbeelding moge dienen tot verduidelijking van het gezegde. Zij stelt voor het benedeneinde van zulk een afgesneden tak of stek, overlangs doorgekliefd. Daarin beteekent ter weerszijden a de opperhuid, b de schorslaag, c de bastlaag, d de uit teeltweefsel bestaande laag, e het hout en i het merg, terwijl w, x en z 2 jeugdige wortelvezelen zijn, die zich uit de teeltlaag d ontwikkeld hebben.

Wat nu hier, na blootlegging van een gedeelte der teeltlaag geschiedt, kan ook plaats grijpen, wanneer de plant geheel ongeschonden is. Alleenlijk neemt dan de weefselvorming, dat is de cel vermenigvuldiging, in de teeltlaag eene buitenwaartsche rigting, op de wijze als in deze figuur is voorgesteld, waar dezelfde deelen als in de vorige door gelijke letters zijn aangeduid. De jeugdige zich vormende wortelvezel (w) baant zich eenen weg door de omringende weefsels, doorboort de opperhuid (bij x), en treedt eindelijk naar buiten (z).

Reeds boven zeiden wij, dat de groei der eenmaal gevormde wortels voornamelijk geschiedt aan hun ondereinde in de nabijheid der spits. Het is gemakkelijk hiervan het bewijs te leveren, hetzij bij luchtwortels of bij planten, gelijk b.v. de Hyacinth, wier wortels zich in water ontwikkelen. Maakt men daarop met inkt, of in