Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/598

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 178 —

den Dodo heeft, dagteekent van de reis van den Admiraal jacob van neck[1] die in 1598 met acht schepen uit Amsterdam zeilde. Op dezen togt deden drie schepen der vloot een eiland aan, dat de Portugezen reeds vroeger bezocht en vermeesterd hadden, en waaraan zij, vermoedelijk wegens de daarop gevonden vogels, den naam gaven van Ilha de Cisnes (eiland der zwanen)[2] maar het ook, wegens hunnen bevelhebber, Mascarenha eiland hebben geheten. De drie schepen bleven er veertien dagen, en hunne manschap moet toen reeds eene groote verwoesting onder de ongelukkige Dodo's gemaakt hebben, hetgeen zich daaruit laat opmaken, dat de boot, die den 18en Mei 1598 op verkenning der haven was vooruitgezonden, met negen dezer vogels terug kwam, die aldus voor het eerst in aanraking kwamen met den mensch, den toekomstigen vernieler hunner soort. Als voedsel schijnt de Dodo echter weinig gezocht geweest te zijn, vermoedelijk wegens den tranigen smaak, en de taaiheid van het vleesch, aan de meeste strandloopers en watervogels eigen. Het scheepsvolk gaf hem daarom den naam van Walgvogel[3]. De oorsprong van dezen naam laat zich zeer goed begrijpen; minder gemakkelijk is het voor dien van Dodo en Dronte eenen goeden wortel te vinden. Opmerkelijk voorzeker is de moeite, welke velen zich daaromtrent in den jongsten tijd gegeven hebben, zoo wel in de Notes and Queries, als in hunnen verdienstelijken hollandschen tijdgenoot, den Navorscher. Zoo moest, volgens sommigen, deze

  1. Uitgegeven in 1601 in 4°.
  2. Door Engelsche schrijvers meestal Island of Come geheten.
  3. "Onder andere warender seecker Vogels, seer soo groot als bij ons de swanen, met groote hoofden, ende op het hooft een vel, in maniere van een kapken, hadden geen vleughels, dan in plaetse van dien, 3 oft 4 swarte pennekens, ende daer haren steert soude staen, stonden 4 oft 5 gekrulde pluymkens, van coleur graeuwachtigh. Dese vogels noemden de onse Walgh-vogels, eensdeels om dat sij, hoe lang datmense oock zoodt, even hart ende taey bleven, behalven de maghe ende borst, die seer goet waren, eensdeels oock, omdat sij, door de menighte van Tortel-duyfkens, die sij konden bekomen, genoeghsaam de walge kregen van de voorsz. vogels."
    Waerachtigh verhaal van de Schip-vaert op Oost Indiën, gedaen bij de acht schepen, onder den Heer Admirael jacob van neck, en de Vice Admirael wybrand van warwyck, enz.