Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/649

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 229 —

plaats alwaar het metaal verkocht wordt, de diepte waarop de erts aangetroffen wordt, de bekwaamheid der mijnwerkers, enz. Zoo heeft men b.v. in eene zilvermijn bij Freyburg elfmaal meer mijnwerkers noodig om eene zekere hoeveelheid erts op te delven, dan in de mijn van Valenciana in Mexico, in welke mijn de erts van een rijker gehalte is; daarbij zijn de mijnwerkers te Freyburg de bekwaamste der wereld; indien nu alle omstandigheden gelijk waren, dan zou de ontginning der Freyburgsche mijn niet met voordeel kunnen geschieden; maar er is een groot verschil in de kosten der bouwstoffen voor den mijnbouw benoodigd, in de middelen van vervoer, enz.; bovendien wordt de mijn te Valenciana op eenen zeer verkwistenden voet bewerkt.

In het algemeen worden ertsgangen gerekend waardig te zijn om ontgonnen te worden, indien zij 13 ijzer, 120 zink, 130 lood, 150 koper, 11000 zilver en 110000 goud bevatten; in Tirol heeft men echter goudertsen met voordeel bewerkt, welke een gehalte van slechts 1100000 metaal hadden.

Indien men onderzoeken wil, of in eene landstreek het gezochte mineraal aangetroffen wordt, moet men den geologischen toestand van het land raadplegen,—welke vooral door de naburige mijnen, groeven, valleijen, holle wegen en kloven bekend wordt,—en de stoffen onderzoeken door beken en stroomen van de bergen medegevoerd; deze toch bevatten meestal sporen van de mineralen, welke in de bergen, waaruit zij hunnen oorsprong nemen, voorkomen. Eene groote ondervinding van de bergwerken is bij dit onderzoek zeer dienstig; maar deze geeft veelal geene zekerheid, welke verkregen moet worden door het mineraal in den grond op te zoeken.—Dit geschiedt door ingravingen, indien het mineraal digt bij de oppervlakte van den bodem,—door onderaardsche werken, als het diep gelegen is,—en door grondboringen. Deze laatste worden op verschillende plaatsen gedaan en maken de dikte en helling der laag bekend.

Somtijds komen de ertsaderen tot digt aan de oppervlakte van den grond, hetgeen vooral in Peru met de zilverertsaderen het geval is; zoo werd in dat land, volgens de overlevering, eene rijke zilver-