Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/683

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 263 —

tuigen voor de mijnen van Bleiberg bij Aken; zij zijn elk van 700 tot 800 paardenkracht, en de krachtigste Cornwallsche werktuigen welke er bestaan; de pompen, welke zij in beweging moeten brengen, geven bij elken slag 2¼ kub. el water, en kunnen 7 slagen in de minuut doen. De mijn geeft 12 à 14 kub. el water in de minuut, hetwelk nu slechts 71,50 el hoog opgebragt moet worden, zoodat maar een werktuig in het werk is gebragt, hetwelk niet eens met zijn vol vermogen behoeft te werken; het tweede dient voor reserve.

Indien de wateraandrang in eene mijn te sterk wordt, om door de werktuigen overwonnen te worden, of dat men eene met water gevulde verlatene mijn ontmoet, moet het water door eenen waterdigten dam gekeerd worden, welke in eenen put waterpas in eene galerij loodregt gelegen is, en uit zware digt aan elkander geslotene en sterk geschoorde balken gemaakt wordt. De zamenstelling van deze dammen vordert veel zorg, daar een doorbraak de vreesselijkste gevolgen voorde arbeiders in de mijnen, en de grootste schade aan de eigenaars kan veroorzaken. Somtijds worden mijnen, welke onder de bedding van rivieren of onder den bodem der zee gelegen zijn, door doorbraken onder water gezet.

Een merkwaardig voorbeeld van het onderloopen van eene mijn heeft in 1825 in de mijn Plombie bij Luik plaats gehad. Deze mijn is onder de voorstad St. Walburg gelegen, en door haar worden 12 kolenlagen ontgonnen. Bij eene dezer lagen werkte men in de rigting van eene verlatene met water gevulde mijn, en boorde tot zekerheid een 10 el lang gat van 37 streep middellijn vooruit, waarmede men eensklaps in de oude mijn kwam; het water drukte met eene hoogte van 130 el, alzoo met 139 pond op de boor, welke uit het gat sprong, waardoor het water dadelijk met zooveel kracht spoot, dat alle pogingen om het te stoppen vruchteloos waren; het gat vergrootte zich elk oogenblik; de mijnwerkers redden zich door de vlugt, en des nachts stond de geheele mijn, welke 320 galerijen had, onder water.

De compagnie bonnefin, eigenaresse der mijn, besloot deze te doen ledig pompen; de wateraanvoer werd op 6000 kub. el daags geschat. Men bragt 4 stoomwerktuigen te zamen van 416 paardenkracht in het werk. In weerwil van deze krachtige middelen, was men het water eerst 7 jaren later meester; het gat was 4,50 el wijd