— 290 —
Met uw verlof, uwe zaak is het, dunkt mij, nog veel meer. Want al zijt gij nog zoo vast en volkomen overtuigd van 's mans eerlijkheid, wie waarborgt u zijne kunde? Wie zegt u, dat hij, naar zijn beste weten raad gevend, u niet desniettegenstaande eenen slechten raad gegeven heeft; alleen omdat hij niet beter wist? Dit geval, waaraan gij misschien nimmer hebt gedacht, is toch waarlijk niet onmogelijk. Immers, hij kan een goede smid zijn, zonder daarom een goede kagchelmaker te wezen, en hij kan een goed kagchelmaker zijn, zonder daarom nog juiste denkbeelden te bezitten aangaande de grondbeginselen, waarop de werking van dien nuttigen verwarmingstoestel berust, waarnaar dus de beste inrigting daarvan, en de keus van de eene of andere soort tot verschillende doeleinden, moet worden geregeld.
En bovendien, al hebt gij eenen phoenix onder de kagchelmakers aan de hand, een' man, wiens kunnen en weten in dit opzigt ten volle is, wat het wezen moet,—schrijf zijn naam op om dien niet te vergeten; want er zijn er niet véél zoo in ons geheele land,—dan nog moet het, dunkt mij, aangenaam zijn om met hem, wat het weten aangaat, op dezelfde hoogte te staan, om bij voorkomende kleine gebreken aan eene kagchel zelf met eenigen grond te kunnen oordeelen, hoe en waar deze moeten verholpen worden, ten einde niet bij elke kleinigheid juist zijne hulp te behoeven. Daartoe, en om bij alle andere gelegenheden onafhankelijk te zijn van de meer of minder gelukkige keus des persoons dien gij begunstigen wilt, is de kennis van de eenvoudige natuurwetten, die wij in toepassing brengen bij de verwarming onzer vertrekken, noodig. Ik stel mij voor, die in de volgende bladen te ontvouwen, zoo kort als dit zonder onduidelijkheid, zoo duidelijk als mij dit zonder groote omslagtigheid mogelijk is, om daarna eenen blik op de kagchels zelve te werpen. Het doel, dat ik mij hiermede voorstel, is tweeledig. Ten eersten hoop ik daardoor den lezer, die zich wel de moeite wil getroosten, om mij hierin te volgen, in de gelegenheid te stellen om met kennis van zaken te oordeelen over de inrigting en de werking van een zoo onontbeerlijk wintermeubel, als eene kagchel is; en ten tweede hoop ik zoodoende aan elk, die het nut, dat de kennis der natuur-