Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/755

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 335 —

hulpmiddelen tot hare bescherming, waardoor ook haar aanzijn, dat voor de dieren noodzakelijk is, ongeschonden bewaard blijft. Behalve de straks reeds vermelde overgroote vermeerdering door zaden, bij de éénjarige planten vooral opmerkelijk, zijn er vele andere wijzen, waarop zij zich vermenigvuldigen: door knollen, worteluitloopers, ranken, bollen, stekken enz., en bij vele op meer dan ééne wijze, zoodat het bestaan der soorten in het algemeen genoegzaam verzekerd is. Eene aardappelplant b.v. kan zich vermenigvuldigen door het zaad in de appeltjes die boven aan de steng gevormd worden, maar ook, en meer algemeen, door den aardappel zelven, die vele oogen draagt, uit ieder van welke men eene nieuwe plant kan te voorschijn roepen. Men kan takken daarvan inleggen of bewortelde stengen afsnijden en elders overplanten, ten blijke ook, wat de kunst vermag, als zij een doeltreffend gebruik maakt van de haar geopenbaarde krachten der natuur. Hoe vele knoppen zijn er niet aan éénen boomtak, waarvan slechts enkele noodig zijn, maar de overige te pas komen, als eenige van de eersten verloren mogten gegaan zijn; door welke knoppen men ook, bij het okuleeren b.v., het gewas kan vermenigvuldigen.

Het herstellingsvermogen is bij de planten veel grooter dan bij de dieren. Een gewas toch kan in vele stukken verdeeld worden en uit elk derzelve zal onder gunstige omstandigheden een nieuw soortgelijk gewas geboren worden. Zoo ook bij de minst volkomene dieren, welke uit vele individus zamengesteld zijn, en bij vele van die, welke, even als de planten, aan hunne plaats gebonden zijn, welke hierdoor dreigende gevaren minder gemakkelijk zouden kunnen ontvlieden, en welke, daar zij hun voedsel niet zelve kunnen opzoeken, van eene hen voedende middenstof omgeven zijn. Alle dieren toch, die zich niet, of althans niet gemakkelijk, zelve van plaats tot plaats kunnen bewegen, leven in het water, dat hun het voedsel van zelve aanvoert. De aan den bodem of de rotsen der zee vastgehechte oester opent hare schalen in zoodanige rigting, dat de vloed- en ebbestroom der zee daardoor henengaat en haar van zelve het voedsel aanbrengt. Zij sluit hare schelpen bij naderend gevaar.

Naarmate de dieren volkomener zijn, heeft het herstellingsvermogen