Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/85

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 61 —

smaakt, om hem, zoo geene harde noodzakelijkheid hem anders dringt, zijn geheele leven daaraan, en daaraan alléén, te doen toewijden.

Welligt echter, waarde Lezer, werpt gij mij tegen, dat zulk eene toewijding dan toch eene hoogst zelfzuchtige, althans eene over het geheel onvruchtbare zijn zoude. Toegestemd, en meer nog: ik zoude het met u betreuren, indien door zulk eene uitsluitende rigting, gelijk zeker het geval zou zijn, het menschelijk geslacht verstoken ware of beroofd werd van eenige der vele weldaden, die de toepassing van de natuurwetenschap reeds aangebragt heeft en nog aanbrengen zal. Het is dus wel gelukkig, dat de mogelijkheid van eene zoo strenge afscheiding, als wij boven vooronderstelden, tusschen de beoefening der natuurwetenschappen om haar zelven, of om hare toepassingen, niet bestaat en niet bestaan kan. De natuuronderzoekers behoeven niet te kiezen tusschen eene dier beide rigtingen, want zij kunnen ze niet scheiden. Van de honderden verschillende waarheden toch, die de natuurkunde ons leert, zijn het zeker slechts een gering aantal, die tot dadelijke toepassingen aanleiding geven; maar, deze laatsten zouden, zonder de overigen, nooit ontdekt geworden zijn. Wat van alle wetenschappen, die wezenlijk dien naam verdienen, waar is, dat is vooral waar van de natuurkunde: zij is geene verzameling van op zich zelf staande leerstellingen en daadzaken, neen, alle hare waarheden hangen innig, de eene met de andere, te zamen; de eene is alleen na en door de andere ontdekt, voor waar erkend en voor toepassing vatbaar geworden. De natuurkunde is een gebouw, wonderschoon, al is het in lang niet voltooid, waarvan elk steentje rust op de te voren aangebragte, en door de daarnevens liggende eerst stevig en onwrikbaar op zijne plaats kan blijven. Wie dus een zoodanig steentje aanbrengt—onverschillig of hij dat doet om de schoone evenredigheid der deelen van het gebouw te bevorderen, of om er iets aan te verbinden dat het bewoonbaarder maakt—hij bouwt er aan mede.

Een paar voorbeelden zullen, beter dan alle redenering, kunnen ophelderen wat hierin misschien nog duister kan zijn.

Voor een dertigtal jaren ontdekte een Deensch geleerde, oersted, dat wanneer een metaaldraad wordt uitgespannen in de