— 111 —
worden; er bestaan ook voorbeelden, waar zij werkelijk door de noodlottige daad gevolgd is. Zou nu niet bij een' vogel, die zich op het alleronverwachtst in de nabijheid van een' vijand bevindt, wien zijn instinkt hem als ten hoogste vreesselijk en gevaarlijk leert kennen, iets dergelijks kunnen omgaan, als bij eenen mensch, die door een' onwederstaanbaren aandrang gedreven, zich nederstort in dienzelfden afgrond, waarvoor hij met ijzing terugbeefde? Ik zie dus nog geene reden om de verhalen van zulk eene noodlottige betoovering of fascinatie van dieren, die zich in de bijna onmiddelijke nabijheid eener ratelslang wisten, te verwerpen; de slang echter heeft aan de daardoor teweeggebragte onwillekeurige daad geen meer aandeel, dan de afgrond, waarin zich de verbijsterde mensch nederstort; er gaat geene betooverende kracht van haar uit, dan de vrees, die hare nabijheid opwekt; de betoovering zelve gaat geheel om binnen de hersenen van het dier, dat er het slagtoffer van is; zij is zuiver psychisch.
Een paar voorbeelden der fascinatie, waarover ik spreek, mogen hier eene plaats vinden.
De heer pohl, te Oppeln in Silesië, schrijft het volgende. "Den 21sten Januarij 1853 kocht mijne keukenmeid eenen meerval uit den Oder van ruim eene el lengte, die buitengewoon frisch en levendig was. Zijne naar verhouding groote mondopening en lange baarddraden vermaakten de kinderen, en om hun het beschouwen gemakkelijker te maken, werd de meerval, die overigens, nog jong zijnde, slank was, en van boven gezien naar eene slang zweemde, in een grooten blikken schotel gelegd en water daarin gegoten, zoodat dit den visch slechts half bedekte en alzoo het geheele lange donkere gedeelte van den rug bloot lag. Het meisje nam daarna de kooi van een' kanarievogel van hare standplaats af, om het diertje eten te geven, en plaatste de kooi op de keukentafel digt bij den rand des schotels. Plotseling vernam ik een' klagenden toon van den vogel, zooals ik nog nooit gehoord had, en tegelijk riep mij de meid uit de kamer naar de keuken met de aanmerking, dat de kanarievogel stierf. Ik ijlde toe, doch overtuigde mij op het eerste gezigt van de oorzaak des verschijnsels. De vogel zat