Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/140

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 126 —

als hij gewoonlijk deed, geeft hij hem links en regts eenen flinken klap in het gezigt, en loopt weg, zonder voor het oogenblik iets van hem te willen weten. Met vertrouwen daarentegen liet hij zich nu door eenen anderen er bij komenden oppasser, die hem vroeger verpleegde, aanhalen. Dit heeft ongetwijfeld veel van de handelingen van een stout kind, dat zijne kindermeid boudeert, omdat het zijn' zin niet kreeg.—In velerlei andere opzigten boden zijne grillen en zijne pruilerij met die van een kind overeenkomst aan. Het zich werpen op den grond, schreeuwen en slaan, schijnbaar zich zelf bijten, zoodra men hem iets weigerde, waren toch alle streken, die de kinderkamer herinneren. Ook zijne nieuwsgierigheid en zijne zucht tot navolging zijn daarvan een bewijs. Diegene, die in den Jardin des Plantes te Parijs leefde, heeft men handschoenen zien aantrekken, het werken met den naald en het teekenen zien beproeven. De Chimpansé van Regentpark te Londen ontstal gaandeweg aan eenen timmerman, die zijn hok repareerde, alle zijne werktuigen, om er in een hoek mede te gaan kloppen.

De vraag is, of dit dier voor verdere ontwikkeling vatbaar mag heeten, en zoodoende kan opklimmen tot de geestvermogens van den mensch. Ik hoop haar later te beantwoorden, na ook de overige Anthropomorphen te hebben beschreven.

De Orang-oetan (Simia satyrus) ligt nu aan de beurt. Hij is de meest bekende en volledigst onderzochte der Anthropomorphen, dank zij den ijver der Nederlandsche naturalisten in den jongsten tijd. In jeugdigen leeftijd komt zijne uitwendige gedaante veel met die van den Chimpansé overeen. Later wijkt zij daarvan af. Aan het vooral bij jonge dieren sterk gewelfde hoofd is een sterk, uitpuilend naakt aangezigt toegevoegd, dat bij bejaarde mannelijke dieren aan de wangen voorzien wordt van zonderling opgezwollen, vetachtige zijkwabben, die somtijds eene lengte van vijf duim bereiken, bij eene dikte van een duim negen lijnen. Daarbij komen een baard en eene soort van knevel; een en ander maakt den volwassen mannelijken Orang-oetan tot een vrij wanstaltig wezen, waarvan het niet te verwonderen is, dat de beschouwing vreemdsoortigen indruk teweeg brengt op den min beschaafden mensch. Al deze bij-