— 4 —
gelijke maar zelfs geenszins onschadelijke inmengselen kan bevrijd worden.
Goed zuiver water bevat derhalve geen spoor van daarin levende dieren, maar het verschaft de gelegenheid tot overvloedige vorming daarvan, zoodra daarin tevens organische stoffen voorhanden zijn. Laat men aftreksels of afgietsels van zeer verschillende plantendeelen, van bloemen, van stengels, van bladeren enz. eenige dagen aan de lucht staan, dan zullen zich daarin weldra diertjes vertoonen, ja het water, waarin een bloemruiker lang genoeg vertoefd heeft, wordt eindelijk eene zee vol leven en beweging. Ook is het geenszins een vereischte, dat daartoe versche plantendeelen gebezigd worden, want in de aftreksels van gedroogde, b.v. in die van hooi, van peper enz. ontstaan eveneens diertjes, terwijl het uit de boven aangevoerde voorbeelden blijkt, dat water, waarin zich dierlijke stoffen bevinden, al mede voor hunne ontwikkeling gunstig is. Aan dit ontstaan in waterige aftreksels of afgietsels is de naam ontleend van afgietseldiertjes of infusiediertjes, waarmede in het algemeen de verschillende kleine dierlijke wezens bestempeld worden, die zich daarin ontwikkelen. Echter heeft men deze naam ook ruimer toegepast en er mede een groot aantal kleine dieren onder begrepen, die ook in de vrije natuur voorkomen, inzonderheid in de slooten en andere zwak stroomende wateren, waar zij zich vooral ophouden tusschen de aan de oppervlakte drijvende waterplanten, en wel inzonderheid tusschen die vezelachtige groene draden, waaraan men den onwelluidenden naam van "flab" of wel den nog verachtelijkeren van "slootvuil" geeft, doch waarin het mikroskoop vaak de sierlijkste vormen erkent, even zoovele goed gekenmerkte soorten van planten uitmakende, welke onder den algemeenen naam van zoetwaterwieren of algen bekend zijn. Bij eene latere gelegenheid hopen wij den lezer in nadere kennis te brengen met dat verachte slootvuil, en hij zal het ons toestemmen, dat daarin de voortreffelijkheid van het geschapene niet minder doorblinkt dan in de prachtige wouden der keerkringsgewesten.
Niet altijd echter zoeken deze diertjes juist hun verblijf tusschen de aan de oppervlakte des waters drijvende planten. Er zijn er