Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/184

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 170 —

verminderd zijn, sommige geheel stilstaan, en dat juist dien ten gevolge het leven kan gerekt worden, zonder dat het ligchaam den gewonen toevoer van spijs en drank erlangt. Zulk een toestand is slechts eene vertraging van het leven, vergelijkbaar bij den toestand van eenen vuurhaard, waarin kolen liggen te smeulen onder eene groote hoeveelheid asch, waardoor de toetreding der dampkringslucht belemmerd wordt. Alle de voorwaarden tot het leven blijven bij de winterslapers bestaan, en zoodra zij uit den slaap ontwaken, herstelt zich ook de ademhaling weder, en te gelijker tijd doet zich de behoefte aan spijs gevoelen, even als men op den vuurhaard brandstof moet werpen, wanneer de asch opgeruimd en aan de lucht toegang verschaft is tot de vroeger smeulende maar nu weldra verglimmende kolen. Ook bij den mensch komen toestanden voor, welke aan die der winterslapers herinneren. Ieder weet, dat gedurende vele ziekten de behoefte aan spijs zeer verminderd is, ofschoon eene geheele onthouding van spijs nimmer lang kan duren, en de verhalen van menschen, die jaren lang zonder spijs geleefd hebben, veilig tot de sprookjes kunnen gebragt worden, waarvan de beruchte engeltje van der vlies nog onlangs het bewijs geleverd heeft. Ook de schijndood, welke echter veel zeldzamer voorkomt dan men wel eens gelooft, kan met eenen zeer diepen winterslaap vergeleken worden. In Indië zouden er Fakirs zijn, die zich door oefening het vermogen hebben eigen gemaakt om, na een of tot twee maanden in een geheel gesloten graf begraven te zijn geweest, later weder te herleven [1]. Een dergelijk geval van willekeurigen schijndood, dat echter slechts een half uur duurde, wordt verhaald van eenen Engelschen kolonel[2]. Eindelijk voeg ik hier nog bij, dat een mijner vrienden mij mededeelde, dat in een zeker gedeelte van ons vaderland de boeren een groot gedeelte van hunnen tijd des winters slapende doorbrengen, omdat


  1. Dergelijke gevallen zijn medegedeeld in froriep's Neue Notizen Bd. I, No. 15 en Bd. IV No. 2. Het zal echter ter naauwernood behoeven gezegd te worden, dat die gevallen nog zeer eene nadere bevestiging, gegrond op een naauwkeurig onderzoek van ten volle geloofwaardige getuigen vereischen, om geheel geloof te verdienen.
  2. Revue Brittannique 1850 I, p. 543.