— 62 —
Engelsche regeringen en vooral van allen, die reikhalzend naar berigten aangaande hunne verwanten uitzien, indien hij b.v. slechts enkele malen in een week een bulletin kon uitgeven, waarin vermeld stond, wat er op het oogenblik plaats grijpt in die streken, waarheen de bloedigste parodie op de beschaving der negentiende eeuw thans aller oogen gerigt houdt! Hoe jammer voor den man, hoe jammer voor de geheele wereld, dat hij dit niet kan! Hoe zou het te wenschen zijn, dat hij het spoedig leerde, of dat er iemand anders, die het kon, gevonden werd!
Welnu, lezer—en thans laat ik den schertsenden toon, waarop het alleen mogelijk is om over dwaasheden als de bovenvermelde te spreken, varen, en word volkomen ernstig—welnu, er zijn menschen, die, indien de kunst, welke zij voor de oogen der wereld beoefenen, geene dwaasheid, indien de wetenschap, welke zij voorstaan tegen velen, geen leugen is, dit moeten kunnen. Er zijn menschen, die voorgeven een' ander' in zulk eenen toestand te kunnen brengen, dat zijn geest geheel van tijd en ruimte onafhankelijk is, dat hij met het oog der ziel aanschouwt wat gebeurt en gebeurd is op de verst verwijderde plaatsen: er zijn zoogenaamde magnetiseurs, er zijn zoogenaamde magnetisch helderzienden, clairvoyants of clairvoyantes. Voor dezen is het thans tijd om te toonen wat hunne kunst vermag, en daardoor, wat zij is. Zoo ooit, dan kunnen zij nu, eens voor altijd, hunne vele tegenstanders, die beweren dat alles wat van het helderzien verhaald wordt niets anders is dan zelfbedrog of eene aan anderen gepleegde behendige misleiding, overtuigen, dat zij dwalen, en dus hen, die thans smalen op hetgeen zij hunne kunst en wetenschap noemen, dringen om daarvoor vol eerbied het hoofd te buigen. Daartoe zal het niet eens noodig zijn, dat alle magnetiseurs van hunne clairvoyantes oorlogsberigten verkrijgen en die publiek maken. Als onder het legio dier menschen, dat over geheel de wereld verspreid is, slechts één, een enkele kon gevonden worden, die van een enkel belangrijk oorlogsfeit op het oogenblik dat het geschiedde zulk een berigt geven kon, dat later bleek waar en juist te zijn, dan was het reeds veel; want wat zou dan beletten, om dit te herhalen en dus eene geheele reeks van onwaardeerbare berigten te