Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/521

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 111 —

hebben gekend. Ook van karpers en forellen vindt men opgeteekend, dat zij op het roepen van hunne namen kunnen worden afgerigt. Wat meer is, het schijnt wel dat er ook visschen worden gevonden, die muzykaal zijn! Ik zal hier niet herinneren aan de magische uitwerking van orpheus welluidende lier; in vollen ernst daarentegen mag ik mededeelen, dat men soms bij den vischvangst, bepaaldelijk van den elft, gebruik maakt van klokjes of schelletjes, boven de netten geplaatst. De ondervinding zou den visschers hebben geleerd, dat de elften door de toonen daarvan worden gelokt.

Misschien bij hen naauw met het gehoor zamenhangende, beschouwt men overigens in het algemeen het gevoel bij de visschen van weinig aan belang. Hunne schubben of pantsers maken dan ook veeltijds de huid ongeschikt als fijn tastorgaan. Nogtans weet men, zoo als owen vooral heeft ontwikkeld, dat de uiteinden der borstvinnen bij velen duidelijk als gevoelsorganen dienen, en dat enkele plaatsen van het ligchaam, zoo als de buik, vrij gevoelig zijn, als mede, bij vele visschen, de lippen- en mond-aanhangsels. Monddraden
siliurius clarius. Shaw. (mond-draden.)
Bij vele karper- en meervalachtigen (Siluri) komen deze voor als overeenkomstige deelen van de baardharen bij sommige zoogdieren. Zij zijn hier echter zacht en meer draadvormig. Men houdt het er voor, dat die aanhangsels, die soms ook gewijzigd voorkomen als uitsteeksels op den kop of zelfs als dunne en lange uitloopers aan de vinnen, bij Zeus-, Trigla-soorten, en vele anderen, min of meer als tastorganen dienen. Vindraden
zeus ciliaris. (vin-draden.)
Wanneer vele zoölogen in het algemeen een fijn gevoel aan de visschen ontzeggen, zoo moet ik toch de aandacht vestigen op eene daarmede naauw-