— 182 —
krachtige kolonist te Demerary aan de gevolgen daarvan was overleden.[1]
Dat verscheidene visschen ook hun tand-toestel,—reeds in den aanvang geschetst (blz. 106),—tot groot nadeel van den mensch kunnen gebruiken, zal, alleen bij het gezigt daarvan, niemand verwonderen. Zelfs de beten van onze gewone snoeken en palingen leveren nu en dan bekende bewijzen op voor de kracht van hun gebit en hunne vermetelheid in het bijten. Rondelet zegt, dat zij het drinkend vee soms in neus of lippen bijten, en uilkens verhaalt van eene boerin, die bij het wasschen van hare handen in eene veen-plas, door eenen snoek werd gebeten. Een nieuw voorbeeld vernam ik onlangs te Bodegraven. Een visscher aldaar werd, voor eenige jaren, door eenen snoeken-beet zelfs zoodanig aan de hand verwond, dat hem dit deel moest worden afgezet. Andere visschen echter laten het daar niet bij, maar nemen soms zelve deze kunstbewerking op zich. Zoo leeft er, weder in de rivieren van Zuid- Amerika, eene soort van Macrodon, die gezegd wordt, den mensch eene hand te kunnen afbijten. Niet minder zijn de beten te vreezen van de zoogenaamde "pirai's" aldaar, behoorende tot het geslacht Pygocentrus. In de rivieren van Brazilië en Guijana, zegt de hoogleeraar v.d. hoeven, zwemmen deze in groote troepen. Zij zijn hoogst verslindend en zóó stoutmoedig, dat zij zelfs groote land-dieren, die in hun bereik komen, aanvallen, en ze in weinig tijds tot op het been verteren. Een os kon de overzijde van eenen slechts 40 voet breeden stroom niet dan bijna stervend bereiken. Het dier was gedeeltelijk als tot een geraamte afgekloven. Van der hoeven nogtans twijfelt aan de waarheid van dit verhaal; schomburgk echter deelt bevestigende, daarmede hoogst overeenkomstige voorbeelden mede. Sommige reizigers voegen daar nog bij, dat de "pirai's" zelfs krokodillen durven aantasten.
In zee intusschen komen wel die visschen voor, wier beten of
- ↑ Er zijn nog verscheidene andere visschen, die dergelijke steken of verwondingen vermogen toe te brengen; men kan die vinden in mijne Handleiding der vergiftleer, 4de Afdeeling, Tiende Hoofdstuk, blz. 938.