Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/607

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 197 —

brokene licht in den druppel wordt terug gekaatst en bij het verlaten der druppels nog eens wordt gebroken, dan kan het tot het oog komen van iemand die zich tusschen de zon en den regenboog bevindt.

Zij b.v. A de zon, C de regendrop, en B het oog des waarnemers, dan kunt gij in de teekening den gang van den straal zien voorgesteld.

Zon, regendruppel en de waarnemer

Trekken wij door A B eene onbepaalde lijn naar O, en laten wij om die lijn met C eenen cirkel beschrijven, dan is het duidelijk dat alle de druppels op den cirkel gelegen tegenover A en B symetriek zijn, op denzelfden betrekkelijken afstand blijven, en dat derhalve, zoo na de breking en terugkaatsing in C het gekleurde licht het oog B bereikt, dit in alle druppels waar zal zijn die op den door A B beschrevenen cirkel gelegen zijn.

Dit vastgesteld zijnde, kunnen wij verder gaan. Wij hebben daar straks gezegd, dat het licht, nadat de breking heeft plaats gehad, uit het brekend ligchaam tredende, niet alleen gekleurd maar ook breeder is geworden, als het ware is uitgespreid. De gekleurde lichtstralen verwijderen zich hoe langer hoe meer van elkander en geven daardoor eenen meer en meer flaauwen indruk. Het oog zal derhalve voor elke kleur, den heldersten, sterksten indruk krijgen van die lichtstralen, welke het meest evenwijdig tot hem komen. Nemen wij nu in aanmerking, dat de afwijking van de regte lijn voor elke kleur verschilt (blijkens het