Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/125

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 113 —

ongemeen ver. Groote hoeveelheden hebben zelfs een goed eind weegs naar de keerkringen toe afgelegd, alvorens zij geheel versmelten, en zeer dikwijls reeds hebben zij aan de scheepvaart in den Atlantischen Oceaan ten verderve verstrekt. Uit de Baffinsbaai komt, op die wijze, jaarlijks eene verbazende hoeveelheid drijfijs zuidwaarts afzakken, en, smeltende in de omstreken van Newfoundland, legt het daar op den bodem der zee het rotsgruis neder, dat het met zich mede voerde. Dat aanvoeren en bezinken van rotsgruis in deze streken heeft nu reeds gedurende duizende jaren plaats gevonden, en het kan dus niet anders, of op dezen bodem der zee moeten zich banken of onderzeesche heuvels gevormd hebben, die aldus uit het afslijtsel van de gebergten bestaan van Groenland en de kusten der Baffinsbaai. Ook de oevers van den wijden mond der St. Laurensrivier vindt men als bezaaid met rotsblokken, die van zeer verre door het ijs derwaarts vervoerd zijn geworden.

Volmaakt dezelfde verschijnsels heeft men waargenomen aan de kusten van het Vuurland en aan de uiterste westelijke kust van Zuid-Amerika, waar, even als in Spitsbergen en Groenland, het bergijs tot in de zee afdaalt en drijfijs vormt, dat groote hoeveelheden steengruis en rotsblokken met zich mede voert, en dit vroeg of laat, waar 't ook wezen moge, laat bezinken.

De hooge breedten van Spitsbergen, of het Vuurland, zijn echter geenszins noodig, om het verschijnsel van in zee nederdalend bergijs op te leveren. De geheel aan den verkoelenden invloed der zuidpool blootgestelde, zuidelijke punt van Amerika vertoont nog dergelijke ijsmeren op de breedte van 45 graden, dat is die van Genève.

Wanneer men dus aanleiding vond om te veronderstellen dat, tijdens het herwaarts overvoeren van onze zandgronden met keijen, deze gedeelten van Europa meer aan den onmiddelijken invloed der koude uit de noordpoolstreken waren blootgesteld geweest dan tegenwoordig, zoo zouden er ook hier ijsmeren aanwezig hebben kunnen zijn, die nederdaalden tot in de zee.

In allen geval hebben wij deze drijvende ijsbergen en ijsvelden thans als een middel leeren kennen, waardoor groote hoeveelheden