Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 240 —

zoodra deze paren de sleuf a b gepasseerd zijn, gaan zij b.v. naar het punt r van het uitgespannen papier D E. De afstand tusschen een paar bergen en een volgend paar dalen bedraagt onveranderlijk eene halve golflengte; indien nu ook het verschil der wegen a r en b r eens juist de waarde van eene halve golflengte heeft, dan zal immers een dal, dat langs den eenen weg a r aankomt, in r steeds zamen vallen met een berg, die langs den anderen weg b r liep, of wel een berg, die langs a r komt, ontmoet een dal, dat over b r reisde; kortom de orde is in r verbroken, en dit zal steeds plaats hebben, wanneer het verschil dezer wegen 3, 5, 7, in het algemeen een oneven aantal, halve golflengten bedraagt; men denke slechts aan onze heeren en knechts van zoo even. Bedraagt echter het verschil dezer wegen twee halve golflengten, dan vallen bergen zamen met bergen en dalen met dalen, en de orde blijft bewaard; en in het algemeen, zoolang dit verschil 4, 6, 8, of kort uitgedrukt een even aantal, halve golflengten is, behoeft men geene stoornis te vreezen. Zamenkomst van een berg en een dal beteekent echter evenveel als uitdooving van beiden; wij hebben het bij het water gezien; voor alle punten dus van het scherm D E, die zoodanig zijn gelegen dat het verschil der afstanden a p en b p of a r en b r of b q en a q een oneven aantal halve golflengten bedraagt, zullen bergen zamenkomen met dalen en zal dus de eene lichtstraal de andere uitdooven; voor alle punten m, n enz. daarentegen, waar dit verschil een even aantal halve golflengten bedraagt, zullen bergen zamenkomen met bergen en dalen met dalen, en hier zullen dan de beide lichtstralen elkander versterken.

Nog ééne opmerking: ij z stelt een kringetje voor, dat van A uitging en juist aan de poort a b komt en daar golven wekt; de wijze van voortplanting van het licht, zoo als die door huygens werd begrepen, wil nu, dat elke berg die aan de poort, dat is in a of b, aankomt terstond in alle rigtingen nieuwe bergjes uitzendt; dat is, zoodra de berg de punten a of b bereikt, wordt elk dezer punten een nieuw middenpunt van trilling, dat naar alle rigtingen nieuwe bergjes afzendt; en evenzoo zal elk dal, dat in a of b aankomt, uit deze punten in alle rigtingen nieuwe dalen uitzenden. Op een en hetzelfde oogenblik zullen uit a en b als duizende bergen