Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/279

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE DRYADEN VAN HOLLAND.

DOOR

F.W. VAN EEDEN.

 

 
Eine Dryas lebt' in jedem Baum. 
SCHILLER.  
 

Is de schoonheid onzer Hollandsche Natuur alleen aan den zomer verbonden? Spreekt die natuur alleen in kleuren en geuren tot ons, en is zij in den ganschen langen winter dan werkelijk doodsch en zwijgend als een graf?

Hij, die zich laat beheerschen door oppervlakkige indrukken, die zich gaarne op de wijs van sommige dichters aan onbestemde gevoelens en droomen overgeeft, en de ware poëzy der Natuur, de harmonie van het geschapene niet op het voetspoor der wetenschap wil navorschen en erkennen, hij moge zulk een oordeel uitspreken en zich des winters onledig houden met het betreuren van een voorbijgegaan saizoen; wij gevoelen ons gelukkig, dat wij ook in dien prozaïschen winter de roepstem der Natuur, de openbaring van hare verhevene harmonie kunnen vernemen, ja misschien beter en juister verstaan, dan in de bedwelmende volheid van den zomer.

Spreken geuren en kleuren bijna uitsluitend tot onze zinnelijkheid, lossen zij onze zuivere beschouwing en bewondering vaak in zinnelijk genieten op, anders is de meer verhevene, meer den mensch waardige harmonie der vormen. De vormen, waarin zich de Natuur tot in het oneindige, en toch met behoud van de volmaaktste eenheid, ontwikkelt, trekken in den zomer minder onze aandacht: de volheid en weligheid van het plantenrijk doen ons slechts omtrekken en algemeene grenslijnen erkennen, terwijl ons gevoel meer door licht en schaduw, door kleur en geur, door duizend melodische stemmen des levens getroffen wordt.

18