— 315 —
zij dien zak en worden nu door de moeder op haren rug gedragen, waarbij zij hunne staartjes spiraalsgewijs slingeren om de staart van deze (zie Fig. 18.).
Zelfs wanneer zij groot en krachtig genoeg geworden zijn, om zich tijdelijk op den grond te bewegen, haasten zij zich toch, bij het minste dreigend gevaar, dit toevlugtsoord weder in te nemen, en niet zelden is dan de arme moeder zoo beladen met haar talrijk kroost, dat zij moeite heeft zich snel genoeg te bewegen om het gevaar te ontvlugten.
Vooral zijn het echter de in de digte, overoude bosschen van Zuid-Amerika levende Rolapen (Cebus), Slingerapen (Ateles) en Brulapen (Mycetes), die zich door het bezit van eenen langen tot grijpen geschikten staart onderscheiden (zie Fig. 19.). Van de kracht, waarmede de staart dezer dieren zich om de takken strengelt, hebben reizende natuuronderzoekers meermalen gelegenheid gehad zich tot hunne teleurstelling te overtuigen. Indien namelijk zulk een aap door een schot getroffen wordt en niet dadelijk dood uit den boom nedervalt, dan blijft hij aan den krampachtig om eenen tak gekronkelden staart hangen, en zoo draagt deze soms uren lang het doode ligchaam, terwijl zijne windingen eerst ontrollen, nadat de lijkstijfheid heeft opgehouden en het bederf is aangevangen.