Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/392

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 380 —

in de onderkaak liggen, in het tandvleesch verborgen. De tandelooze dolfijn (Delphinus edentulus), gelijk schreber deze soort noemde, wordt door vele schrijvers als een afzonderlijk dierengeslacht beschouwd, hoezeer daartoe geene genoegzame gronden zijn[1]. Deze soort heeft den algemeenen vorm der dolfijnen, maar bereikt eene zeer aanzienlijke grootte, van 22 voet en daarboven. Terwijl zij in de Noordzee leeft, is zij ook enkele malen aan de kusten van Groot-Brittanje en van ons vaderland op het strand geraakt. Zulks was in Julij van 1846 het geval; de toen bij Zandvoort op het strand gehaalde Hyperoodon was meer dan 24 Rh. voet lang. Door de directeuren van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen werd het dier aangekocht, en door den Amsterdamschen Hoogleeraar w. vrolik ontleedkundig onderzocht[2]. Wij geven hier eene afbeelding van den uiterlijken vorm van dit dier, naar die, welke vrolik bekend maakte, gevolgd.

 

Fig. 3. Delphinus edentulus schreb., Hyperoodon butskopf lacep.
Fig. 3. Delphinus edentulus schreb., Hyperoodon butskopf lacep.

 

Op de eilandgroep van Färoë, waar deze soort Dögling wordt genoemd, maken de inwoners vooral om de traan jagt op dit dier; de traan, die het rijkelijk oplevert, is uitmuntend om in de lamp te branden. Het voedsel van deze groote soort bestaat vooral uit inktvisschen of zeekatten, en bepaaldelijk van het geslacht Loligo, 't geen bij nederlandsche schrijvers dat der Spaansche zeekatten wordt genoemd. Deze weekdieren hebben groote hoornachtige kaken, niet ongelijk aan den snavel der papegaaijen. Bij het door vrolik on-

  1. Hyperoodon van lacépède, Uranodon van illiger. Eschricht noemde dit geslacht onlangs Choenodelphinus.
  2. De uitkomsten dezer onderzoekingen, met vele afbeeldingen opgehelderd, zijn vervat in het Vde deel der tweede verzameling van Natuurkundige Verhandelingen der gemelde Maatschappij (Haarlem 1848 4°.)