Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/395

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 383 —

op zee om van Italië naar Korinthe terug te keeren. De bemanning van het schip, door de begeerte verlokt om zich met den schat te verrijken, dien arion door zijne kunst verzameld had, was overeengekomen om hem over boord te werpen. Arion, den aanslag bemerkende, bood hun zijn geld aan en smeekte om lijfsbehoud, maar toen men naar hem niet wilde luisteren, verzocht hij vooraf zijn schoonste kleed te mogen aantrekken en op het dek te mogen spelen, waarna hij beloofde zich zelven te zullen ombrengen. Toen hem dit vergund was, sprong hij, na voleindigd gezang, met zijn praalgewaad omkleed en de cither in de hand houdende in zee. Een dolfijn nam den citherspeler op den rug, en bragt hem veilig aan het strand bij Tenaros, van waar hij door den Peloponnesus zich naar Korinthe begaf. Deze mythe heeft het heerschende gevoelen tot grondslag, dat de dolfijn in de klanken der toonkunst welgevallen vindt, eene meening, die, zonder dat daaruit nog tot hare waarheid iets kan worden afgeleid, niet slechts door oude, maar ook door sommige latere schrijvers wordt voorgestaan. Op vele monumenten en op penningen van Grieken en Romeinen vindt men afbeeldingen van dezen dolfijn, dikwijls beter en natuurlijker dan die, welke van nieuweren oorsprong zijn. Deze soort komt niet slechts in de Middellandsche, maar ook in de Noordzee voor, ook aan onze kusten, en in den Atlantischen Oceaan, zelfs in het zuidelijk halfrond, zoo als een in het Museum te Leiden aanwezig skelet van een bij de Kaap de Goede Hoop gevangen voorwerp aantoont. Gelijk de meeste dolfijnen, vertoont deze soort zich meest in troepen, en kenschetst zich door zijne levendigheid en snelle beweging in de golven. Zij wordt dikwerf spelende gezien bij snel zeilende schepen, schiet in alle rigtingen aan beide boorden van het schip uit het water, rigt zich op en buitelt, verdwijnt en komt weder plotseling te voorschijn. Bij deze sprongen en buitelingen valt zij somtijds op het dek. De benaming van Springer, die door de Noorwegers, en van Tuimelaar[1],

  1. Niet tuimebaar, gelijk lacépède, bij gemis van de kennis onzer taal, schreef. De Noordsche schrijvers geven den naam van tuimelaar (tumlare) aan den bruinvisch (Delphinus phocaena).