Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/398

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 386 —

werd. Wanneer wij echter de strenge regels der prioriteit op de benoemingen der diersoorten willen toepassen, dan moeten wij dezen dolfijn Delphinus deductor heeten, onder welken naam deze soort eenige jaren vroeger (1809) door Dr. trail te Liverpool beschreven werd; andere schrijvers (jenyns en bell) noemen haar Delphinus melas, den zwarten dolfijn[1], welke naam later ook aan eene geheel verschillende soort zonder rugvin gegeven is.

Uit de late bekendwording van dezen dolfijn zou men echter ten onregte afleiden, dat hij onder de zeldzame soorten behoorde. Integendeel, hij is eene der meest talrijke van de Noordzee en leeft in groote troepen van eenige honderden, ja somtijds van bijkans duizend bijeen. Reeds sedert eeuwen wordt hij op de Fär-eilanden [2]. gelijk ook op de kusten der Orkadische eilanden en op die van Shetland en IJsland gevangen. Aan de Noorweegsche kust is deze dolfijn meermalen voorgekomen; in het Kattegat schijnt hij tot nog toe niet te zijn waargenomen. Waarschijnlijk heeft hij in den Atlantischen Oceaan eene verdere verspreiding, en zal men hem later nog elders ontdekken. Althans het Museum te Leiden bezit een skelet dezer soort van de Japansche kusten, 't geen uit von siebold's reis afkomstig is. Deze soort komt zeldzamer op lage breedten voor; aan de kusten van Europa althans weet ik niet, dat zij ooit meer zuidwaarts dan tot 49° N.B. is waargenomen. In het jaar 1812 namelijk kwamen er zeventig dolfijnen van deze soort aan het strand van Paimpol, Côtes du Nord. Eenige visschers van gemelde plaats zagen op den 7 Januarij van dat jaar een' troep Cetaceën in zee, en na er jagt op gemaakt en sommige gewond te hebben, dreven zij er een op de kust; door zijne kreten of zijn geloei lokte dit dier meerdere dolfijnen tot zich, die daarop met onstuimigheid naar hunnen makker zwommen en ten getale van 69 of 70 op het strand raakten. Door het schouwspel dezer dieren, door hun luid gebrul

  1. Scoresby, Account on the arctic regions I. p. 496–500.
  2. De dusgenoemde Faroë-eilanden; deze gebruikelijke naam is echter niet veel beter, dan wanneer men eene dubbele deur portebrisée-deur noemt; Färöerne, de deensche naam, beteekent de Fär-eilanden (oer-eilanden). Lyngbye, die in 1817 eene vangst van deze dieren aldaar bijwoonde, noemde deze soort Delphinus grinda.