Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/449

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
27
IETS OVER DEN PIETERMAN.

te vertoeven, en dus tot de zoogenaamde diepzwemmers te behooren, maar om ook zich zelven in het losse zand te graven, zoodat slechts zijn kop buiten blijft en hij, op deze wijze verscholen, niet alleen zeer gevaarlijk is voor hem, die met bloote voeten in zee baadt, maar ook eene zeer gunstige stelling heeft ingenomen om zijne prooi, bestaande uit waterinsecten, kleine crustacëen b.v. garnalen, enz., te bemagtigen. Alle diepzwemmende visschen nu kunnen niet alleen langer buiten hun gewoon element leven, maar ook na hunnen dood blijven zij langer goed om gegeten te worden, dan die vischsoorten welke aan de oppervlakte des waters zwemmen. Deze laatsten hebben eene veel grootere behoefte aan zuurstof, een veel hooger ontwikkeld ademhalingstoestel en geringere spierprikkelbaarheid; zij sterven buiten het water veel spoediger en hun vleesch gaat schielijker tot verrotting over dan dat der diepzwemmers. De karper, de zeelt, alle platvisschen, de paling, de aal enz. gapen en krimpen vele uren lang op de uitstallingtafels der visschers, maar niemand zag ooit eenige beweging, korten tijd nadat zij uit het water genomen waren, in den zalm, den haring enz. Ook is het bij elken vischliefhebber bekend, dat zulke visschen spoedig na hunnen dood gegeten moeten worden, terwijl de tarbot, hoewel hij tot de fijne visschen behoort, wel twee dagen en meer goed om te eten blijft. Hoewel dit verschil van de organisatie moet afhangen, zoo is het echter den physioloog tot heden nog niet mogelijk geweest het òf door de structuur òf door chemische zamenstelling te kunnen verklaren.

Keeren wij na deze uitweiding tot den pieterman terug. Aan de kusten van Provence heet hij araigne of aragno, in Spanje aragna of aragniol, in 't Latijn Trachinus draco, welke naam hem door artedi gegeven is, die hem gevormd heeft naar zijn Italiaanschen naam trascina, trachina en zijn Nieuw-Griekschen dracaena. Rondelet denkt dat de pieterman zoowel de draio marinus als de araneus der oude natuurbeschrijvers is, en, zijne hedendaagsche namen in aanmerking genomen, staat ook niets deze gissing in den weg, terwijl integendeel vele eigenschappen, door de ouden aan hunnen draak en hunnen zeespin toegekend, volkomen bij den pieterman terug gevonden worden. Plinius noemt den araneus onder de zeevisschen en zegt, dat