Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/468

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
46
NADERE INLICHTINGEN OMTRENT DE GROOTE KOMEET, ENZ.

ander opzigt aanmerkelijk van die der kometen van de jaren 1264 en 1556 moeten afwijken, en de waarnemingen geven alzoo geene billijke aanleiding tot het gevoelen, dat de komeet van het jaar 975 dezelfde als eene der kometen van de jaren 1264 en 1556 zoude wezen.

De einduitkomst van het onderzoek, te Leiden volbragt, komt alzoo hierop neder, dat de overeenstemming tusschen de kometen van de jaren 1556, 1264 en 975 voor zeer onwaarschijnlijk moet worden gehouden en in niemands gedachte zoude zijn opgekomen, indien de, thans bekende, waarnemingen reeds voor eene eeuw, op eene doelmatige wijze, waren gebruikt geworden. Het mag gewaagd schijnen met eene uitkomst op te treden, zoo geheel strijdende tegen eene stelling, die sedert lang door velen is aangekleefd, maar het onderzoek is juist volbragt om die stelling aan de waarnemingen te toetsen, en het verrassende der uitkomst zoude hare onderdrukking niet kunnen regtvaardigen. De komeet die men verwacht, wordt nu althans niet meer door ons verwacht, en wij zullen geene maatregelen nemen om haar zoo vroegtijdig mogelijk te ontdekken. Mogt zij, tegen onze verwachting, verschijnen, zoo zal men ons dan alleen iets te verwijten hebben, indien men zal kunnen aantoonen, dat wij verkeerde gevolgtrekkingen hebben afgeleid, uit waarnemingen, die wij vermeenen te hebben uitgeput. Ik acht het, hoe onwaarschijnlijk ook, toch niet volstrekt onmogelijk, dat de fouten der voorhanden waarnemingen omtrent de kometen van de jaren 1556, 1264 en 975, door een zonderling toeval, zulk eenen loop en zulk een bedrag hebben aangenomen, dat zij de overeenstemming dier ligchamen, ook bij het zorgvuldigst onderzoek, moesten verbergen, maar de waarnemingen van vroegere eeuwen zijn niet door ons volbragt en wij kunnen ons dus ook voor hare juistheid niet verantwoordelijk stellen. Wij konden alleenlijk uit de bestaande waarnemingen de meest naauwkeurige gevolgtrekkingen afleiden, waarvoor zij vatbaar zijn. Hebben wij aangetoond dat men in die gevolgtrekkingen had misgetast, dan hebben wij, in elk geval, de wetenschap van eene dwaling ontheven.

28 Nov. 1856.