Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/511

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
89
EEN VULKANISCH VISCHJE.

telt hij meer dan vijftig kraters van de Cordilleras, hij ziet de toppen van den Guatimala zoutzure ammonia, die van Popaijan en die van de hooge bergvlakte van Pasto zuiver zwavelzuur, anderen slechts kokend water, die daar ginds lava, eene andere klei en water uitwerpen, waardoor tien mijlen ver in het rond de dorre granietlaag vruchtbaar gemaakt wordt voor pijnboomen, dwergeiken en rhododendrons. Maar hoort, een geluid als van den donder rijst op uit de ingewanden van den berg; onder zijne voeten is een matelooze holte, gewelfd als een onafzienbare dom, en in die duistere holte vallen rotsblokken omver en rollen om naar nog lagere gewelven, om neder te plassen in onderaardsche meeren, of misschien om te versmelten in het eeuwige vuur, dat in de ingewanden der aarde brandt, van vóór den tijd dat menschen en dieren, ja lang voor dat varen en mossen op hare buitenste laag bestonden. Daar in die vuurzee smelten metalen als was en rotsgevaarten worden opgelost als gom. Daar borrelt en kookt zwavel, en watermassaas verstuiven tot damp. Giftige gassen ontwikkelen zich en de stoom spant zijne reuzenkrachten in, koperhoudende ertsblokken opligtende als vederen. De geheele berg dreunt en beeft, en opent zich hier op nieuw, terwijl ginds kloven verdwijnen en afgronden gevuld worden, of de wanden elkander naderen, zoodat men zelfs geene aaneenvoeging ziet. Ontzetting treft het gemoed van den stoutmoedigen sterveling, en diepe eerbied voor den Formeerder der dingen, voor Hem, in wiens hand die aardgewrochten zijn als zandkorrels op den oever der zee, vervult zijne ziel. Doch op dien storm volgt rust, en bedaardheid keert terug in de natuur die hem omringt en in zijn binnenste. Hij durft zijne blikken rondom zich slaan, en zie, voor zijn opmerkzaam oog vertoont zich een nieuw wonder: ginds is eene nieuwe opening in den bergwand ontstaan, die water en slijk uitwerpt; hij ziet toe en ontdekt leven in die zwarte, borrelende en schuimende massa, leven uit de verblijven des doods, leven en bewerktuiging uit de vormplaatsen der onbewerktuigde natuur. Wat wonder dat hij die levende schepselen in de hand neemt; dat hij ze onderzoekt en beschrijft en eenen naam geeft, krachtens zijn voorregt,