moeras vertoont en langzamerhand in eene zandige hoogvlakte overgaat.
Vragen wij naar het algemeene geologische karakter van dit gebergte, dan mag men op getuigenis der meeste reizigers aannemen, dat zijne massa doorgaans uit kalksteen bestaat, wel niet in geheel zuiveren toestand, maar met verwante steensoorten doormengd. Nussegger, vond er, voor zoover hij de oevers der Doode zee onderzocht, slechts jura-, krijt- en alluviaal-formatiën, maar geene eigenlijke vulkanische gesteenten. Deze, zoo als basalt en anderen, komen eerst hooger op in de Jordaan-vallei voor. Alhoewel hij in dit gebergte evenmin eigenlijk gezegde kratervormen aantrof, zoo werden toch de sporen van de inwerking van vulkanen op de vorming des bodems overal in de omstreken van de Doode zee en op de aangrenzende bergen door hem duidelijk opgemerkt. Er zijn ook nog vele andere omstandigheden, die voor de vulkanische gesteldheid dezer streken schijnen te pleiten. Zoo treft men aan het noordelijk einde der zee een zwarten glimmenden steen aan, die voor een gedeelte aan het vuur vlam vat en een bergharsreuk van zich geeft. Hij wordt veel opgezocht en in Jerusalem tot rozenkransen en andere kleine artikelen verarbeid. Op vele andere plaatsen vindt men zwavel, soms in stukken van eene mansvuist. De omwonende stammen vinden het in genoegzame hoeveelheid om er hun buskruid van te bereiden. Heete bronnen, waarvan vele sterk met zwavel bezwangerd zijn, treft men op verscheidene plaatsen aan. Onder deze hadden de zwavelbronnen van Kallirrhoé, aan de oostkust der zee gelegen, in de oudheid eenen grooten roem. Koning herodes liet zich nog in het laatst van zijn leven derwaarts brengen om zijn verwoest ligchaam voor eenigen tijd tegen den dreigenden dood te verdedigen,[1] De gedurige aardbevingen, waaraan deze oorden zijn blootgesteld, geven ontwijfelbare bewijzen van hunne vulkanische gesteldheid. De aardbeving van 1837, die zich in de rigting der Jordaanvallei aan de oostzijde althans over eene lengte van 100 en eene breedte van 18 tot 20 Duitsche mijlen uitstrekte,
- ↑ Robinson, Palestina IIe Dl., bl. 454.