Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/547

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
125
DE OORSPRONG DER PARELEN.

een glazuursel overdekt, aan die afscheiding haren oorsprong te danken heeft.

Parelen zijn derhalve niet anders dan parelmoerstof, welke niet vlak is uitgebreid, maar eenen meer of min ronden vorm heeft aangenomen. Dit geschiedt echter niet op eens, als of een droppel weeke stof uit den mantel te voorschijn kwam en dan tot een vast ligchaam stolde. Integendeel, de vorming van parelen geschiedt uiterst langzaam en de grootere zijn het werk van vele jaren. Dit heeft reeds de ondervinding, bij de parelvisscherijen opgedaan, geleerd en wordt bovendien bevestigd door het maaksel der parelen zelve. Doorklieft men deze namelijk, dan ziet men, dat zij zijn zamengesteld uit een zeker getal elkander van rondom kringsgewijs (concentrisch) bedekkende lagen. Elk dezer lagen duidt een tijdperk aan, gedurende hetwelk het dier de parel, door omgeving met nieuwe parelmoerstof, vergroot heeft, om daarna de gevormde laag te laten vast worden en verharden, en dan weder eenigen tijd later met de vergrooting voort te gaan.

Maar wat mag het dier bewegen, om zulke voor zijn eigen leven geheel nuttelooze dingen, als de parelen zijn, te vervaardigen en daartoe een gedeelte zijner eigene zelfstandigheid aan te wenden? Zie daar de groote vraag, die sedert lang de natuuronderzoekers heeft bezig gehouden en eerst in den laatsten tijd op eene voldoende wijze is opgelost.

Reeds lang had men opgemerkt, dat de schelpdieren zich van hunne parelmoerstof als een verdedigingsmiddel bedienen, want wanneer andere schelpdieren, wormen enz. hunne schaal trachten te doorboren, dan verhinderen zij zulks door op dat punt dikkere lagen parelmoerstof aan te brengen, waardoor dan inwendige verdikkingen en uitwassen ontstaan, die meer of min op parelen gelijken. Deze waarneming gaf waarschijnlijk aan linnaeus het denkbeeld, van het middel om parelen door de zoetwatermosselen op kunstmatige wijze te laten vormen, welk middel vermoedelijk daarin bestond dat hij de schelpen, met spitse ijzerdraden doorboorde. In 1761 bood hij zijn middel als een geheim aan den Koning van Zweden en den Rijksraad aan, maar toen deze den aankoop weigerden,