Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/548

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
126
DE OORSPRONG DER PARELEN.

verkocht hij het later aan den koopman bagge te Götheborg voor 500 dukaten.

Langs dien weg kon men echter nimmer goede parelen verkrijgen, daar de aldus voortgebragte steeds met de schaal zamenhangen, terwijl eigenlijk alleen diegene, welke binnen in de weeke deelen van het dier zelf gevonden worden, van alle kanten gaaf zijnde, als versiersel gebruikt worden. Om deze te doen ontstaan, moet het eene of andere ligchaampje als kern dienen, waar om heen zich dan de genoemde concentrische lagen van parelmoerstof allengs afzetten, zonder dat deze in aanraking met de schaal komt. Nu had reeds in 1673 christ. sardius gezegd, dat bij de zoetwatermosselen de parelen niet anders zijn dan de toevallig achtergebleven eijeren van het dier, die met parelstof overdekt worden, en later had everard home, nadat hij in alle Oostersche parelen eene zeer kleine holte had gevonden, die ongeveer beantwoordde aan de grootte der eitjes, deze theorie op de parelvorming in het algemeen toegepast. Zij werd echter weêrsproken door von baer en door audouin, en ofschoon de mogelijkheid der parelvorming op die wijze niet geheel weêrlegd werd, zoo bleek echter dat zij stellig niet de eenige is, daar parelen gevonden worden op plaatsen, waar onmogelijk eijeren konden doorgedrongen zijn. Zoo b.v. vond de laatstgenoemde waarnemer bij een Solen eene parel binnen in een der spieren, van alle zijde ingesloten.

Zoo stond de zaak, toen voor weinige jaren (1852) filippi, hoogleeraar te Turin, en nu onlangs (1856) Dr. küchenmeister te Zittau, geheel onafhankelijk van elkander, onderzoekingen in het werk stelden, die tot gelijke hoofduitkomsten hebben geleid. Volgens beiden namelijk zijn de kernen, waarom de parel vorming geschiedt, niet anders dan zeer kleine diertjes, die parasitisch de schelpen der zoetwatermossels bewonen en ook wel in verschillende ligchaamsdeelen kunnen binnendringen. Beide waarnemers zijn alleen oneens aangaande de soort der diertjes, die aldus, als ongenoode gasten, in de woning dezer, in verhouding tot hen, reusachtige schepselen wagen binnen te treden, maar hunne vermetelheid met gevangenis en dood moeten boeten, daar, even als de doodhoofdsvlinder, die, in