Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/578

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
154
DE MONDEN DER RIVIEREN.

102 [ ] geogr. mijlen of 5.600.000 000 [ ] ellen. Stellen wij, met den hoogleeraar harting, de middelbare dikte der aangeslibde gronden in deze streken gelijk aan die onder Amsterdam, welke, de veenlaag niet mede geteld, op 50 ellen kan gerekend worden, waarbij wij doen opmerken, dat deze schatting vermoedelijk eer te klein dan te groot is, daar de lagen zeewaarts nog merkelijk in dikte zullen toenemen; dan geeft deze schatting reeds eenen inhoud van 280.000.000.000 kubieke ellen, of een kubiek van 14.100 ellen lengte, breedte en hoogte. Menige bergtop moest alzoo afgesleten, menig dal uitgehold zijn geworden om de laatste aanslibbingen van een paar provinciën van ons kleine vaderland te vormen. Denken wij dit na, dan kunnen wij ons eerst een denkbeeld maken van de ontzaggelijke afslijting van gebergten, die tijdens de vloedvorming moet hebben plaats gegrepen, die in ons vaderland ten minste twee tot drie maal magtiger is dan de latere aanslibbingen, terwijl zij zich ten oosten van ons land over geheel Noord-Duitschland, Polen en Rusland uitstrekt, en in de onmetelijke vlakten van Noord- en Midden Azië eene uitbreiding heeft, die onze voorstelling schier te boven gaat.

Uit de diepte en den gezamenlijken inhoud der lagen kan men zich dan tevens, althans bij benadering, eene voorstelling maken van den tijd, die tot hare afzetting is noodig geweest. Horner vond, dat door den Rijn jaarlijks eene slibmassa van 1.639.000 kubieke ellen voorbij Bonn zeewaarts wordt gevoerd, behalve het zand, dat langs zijn bed wordt voortgestoten. Nu kan men stellen dat de Rijn voor 23 en de Maas voor 18 gedeelte tot de vorming van de provinciën Holland en Utrecht hebben bijgedragen. De dikte der gezamenlijke kleilagen onder Amsterdam bedraagt 30 ellen, waarvan dus 20 ellen door den Rijn als slib zijn aangevoerd. Over de provinciën Holland en Utrecht is dus door den Rijn eene slibmassa van 112.000.000.000 kubieke ellen uitgespreid, wier vorming een tijdperk van 70.000 jaren zoude vereischen, wanneer wij de door horner gevondene jaarlijksche aanvoering van slib in rekening brengen. Bij deze rekening is datgene verwaarloosd, wat in andere provinciën is afgezet; terwijl daarbij alles, wat door de zee naar de diepte is gesleurd, mede