Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/579

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
155
DE MONDEN DER RIVIEREN.

buiten rekening blijft. Daarentegen kan, gelijk wij bij de beschouwing van den ouden plantengroei in onze delta nader zullen uiteenzetten, de Rijn vroeger meer water en slib met zich gevoerd hebben dan thans, zoodat in deze rekening het te veel misschien vrij goed tegen het te weinig opweegt. Lyell berekent voor de delta van den Mississippi eene tijdruimte van 100.500 jaar, terwijl becker voor de aanslibbingen van Main en Rijn bij Mainz een tijdvak van 30.000 jaren aanneemt.

Gedurende deze tijdruimte dan, die wij in allen gevalle op eenige tienduizenden jaren kunnen schatten, werd de zee langzamerhand met de aanslibbingen opgevuld, en vormde zich van lieverlede eene reeks van banken en ondiepten, terwijl hier en daar zelfs eenige drooge landstreken allengs te voorschijn kwamen. Zoo zien wij in het klein zich jaarlijks de schorren in de Zeeuwsche stroomen uitbreiden; eerst uit afwisselende kleilagen en zandlagen gevormd, waarbij de zandlagen de bovenste plaats innemen, worden zij van lieverlede zoo opgehoogd, dat zij aan de hevige werking der branding ontsnappen, en het langzaam vlietende water eene laag van fijne vruchtbare klei daarover heenspreidt, die de schor ten laatste uit het water doet omhoog steken.

(Wordt vervolgd).