Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/593

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
169
DE MONDEN DER RIVIEREN.

Maar er zijn nog andere bewijzen voor die daling. Wij willen niet spreken van de overblijfselen van menschelijke vlijt, die wij onder vele veenen en andere gronden aantreffen, omdat het ons bestek overschrijden zou, wanneer wij wilden uitmaken wat daarvan op de plaats zelve bedolven of in lateren tijd door de weeke massa omlaag kan gezonken zijn. Meer afdoende is de ligging der polders in Groningen en in Zeeland. Uit de opgaven van den heer venema, die het vraagstuk van de daling van onzen bodem uitvoerig heeft onderzocht, ontleenen wij het volgende tafeltje, waarin onze lezers kunnen zien, hoe de polders in Groningen, bij den Dollard gelegen, eene regelmatige verlaging vertoonen, naar mate zij in vroeger jaren zijn ingedijkt geworden.

Verlagingen van de polders bij de Dollard

Daar nu de polders tijdens hunne indijking boven gewoon volzee moeten gelegen zijn geweest, zoo blijkt het, dat in den loop der drie laatstvervlogen eeuwen de bodem met betrekking tot den waterspiegel der zee eene daling ondergaan heeft, die stellig meer dan