Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/663

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
237
DE DOOD, PHYSIOLOGISCH BESCHOUWD.

en trekken zich met minder kracht zamen; daarom en wegens de verminderde'veêrkracht der gewrichtsbanden worden alle bewegingen langzamer, vereischen meer inspanning en worden spoediger door vermoeidheid achtervolgd. In den regel is de slaap korter en meer afgebroken, dan bij jongere menschen; bij den wakkeren, nog altijd bezigen grijsaard doet zich het gebrek aan slaap evenwel in veel mindere mate gevoelen, dan bij hem, die zich, wegens ziekte, zwakte of traagheid, van alle inspanning onthoudt.

En nu het zieleleven van den grijsaard? Wanneer wij in 't oog houden, dat in 't algemeen de gevoeligheid der zenuwen, die de indrukken der buitenwereld opnemen en aan de hersenen, het werktuig der ziel, overleveren, verminderd is, en wij daarbij aannemen, gelijk wij dit aannemen mogen, dat evenzoo de geschiktheid der hersenen, om de ontvangene indrukken op te nemen en vast te houden in meerdere of mindere mate is verzwakt, dan is het geen wonder, dat de van buiten komende indrukken de ziel des grijsaards niet meer zoo sterk, levendig en blijvend aandoen, als vroeger het geval was. Al wordt hij daardoor in waarheid voor die buitenwereld niet onverschillig, dan is daarvan toch het natuurlijk gevolg, dat, wanneer hij kort na elkander een aantal verschillende indrukken ontvangt, het onderscheiden en daarom ook het bevatten er van hem moeijelijk wordt, dat drukte hem dus spoedig verveelt, en hij zich dus langzamerhand en als van zelf meer in de eenzaamheid en in zich zelven terugtrekt. Van daar ook, dat het geheugen afneemt, namelijk het geheugen voor zoodanige zaken, waarvan hij nu de indrukken ontvangt; want het voorledene blijft bij hem met onverzwakte kracht bestaan, ja men merkt wel eens op, dat voorstellingen en gebeurtenissen uit lang vervlogene tijden, uit de kindsheid b.v., die sedert jaren uit het geheugen gewischt schenen te zijn, den grijsaard op eens weer helder voor den geest komen. Met het vermogen om nieuwere indrukken op te nemen en te bewaren, verzwakt ook dat om nieuwe te scheppen; de phantasie is het deel van het jongere geslacht, niet van den grijsaard. Het kan nu ook wel niet anders of hij zal zich met meer gemak en bij voorkeur bezig houden met die denkbeelden, die hij vroeger in zijnen