Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/68

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 56 —

dreven worden. Gewoonlijk is deze plaats in eene engte, tusschen steile heuvels, bij eenen doortogt tusschen eene rivier en een meer of in eene lange opene vlakte in het bosch, met zorg onderzocht en uitgekozen.

Wij waren ongeveer zeventig geweren sterk, bij de skall die gehouden werd in den zomer van onze reis door Zweden, en die twee beeren gold, die sinds lang den omtrek ten oosten van het Frijken-meer onveilig maakten. Omtrent duizend drijvers hadden zich vereenigd, en de linie bedroeg bij den aanvang des morgens van den eersten dag eene lengte van 5 Zweedsche mijlen of 12½ uur gaans.[1] Wij hadden ons, op last van den houtvester, geplaatst aan het einde van eenen langen breeden doortogt, aan de eene zijde begrensd door eene steile heuvelenrij, aan den anderen kant door het meer zelf. De gedeeltelijk vlakke grond was, op de plaats waar wij ons bevonden, bezaaid met verweerde granietblokken en omgestorte boomstammen, terwijl omstreeks vijftig passen vóór ons de laatste boomen van het woud eindigden, waar de beeren uit te voorschijn zouden komen.

Den avond van den tweeden dag, nadat wij het kampement aldaar betrokken hadden, bespeurden wij op sommige hoogten de vuren der naderende en steeds naauwer wordende drijverlinie, en den volgenden morgen verkondigde hier en daar een schot uit de verte, dat een beer gezien was. Elk schutter ijlde nu naar zijnen post en lag half verscholen tusschen steenen en struiken, ieder met een Fin achter zich, die eene tweede buks droeg.—Ik was eenige schreden vooruit gekropen van de mij aangewezen plaats, en lag behagelijk achter een bemoscht granietblok voor de brandende stralen der Julijzon beschut, toen tegen het middaguur een vervaarlijk geschreeuw van verre zich deed hooren, en kort daarop eene groote donkerbruine gedaante uit het geboomte te voorschijn kwam en zich kort voorbij ons, met ontzettende sprongen, naar de linkerzijde der jagerlinie begaf. Het schot viel, de kogel drong onder de ruggegraat in, en luid brullend stortte het ruige monster

  1. De gewoone zweedsche mijl is 2½ uur lang. "Zoo ver men zonder rusten gaan kan."