die daarin te voorschijn worden geroepen, en op welke wijze deze laatste het gestel sloopen en langs een korteren of langeren weg zijne vernietiging te gemoet voeren,—de eerste stap van het leven tot den dood geschiedt altijd daardoor, dat een der reeds meer genoemde levensverrigtingen, de bloedsomloop, de ademhaling, of de hersenwerking ten laatste ophoudt werkzaam te zijn,—waarop dan, krachtens het naauw verband tusschen die verrigtingen, het ophouden ook van deze, en dus de dood, onvermijdelijk volgt. Wij nemen dientengevolge, met bichat, die het eerst deze drieledige oorzaak van den tegennatuurlijken dood in een helder licht heeft gesteld, een dood aan, die van het hart uitgaat, een anderen, die hare oorzaak heeft in het ophouden van de verrigtingen der longen, en een derden, waartoe het sterven der zenuwmiddenpunten aanleiding geeft.
Welk van deze drie voorname middenpunten des levens ook het eerst sterft, binnen weinige oogenblikken heeft die gedeeltelijke dood den dood des geheels ten gevolge. Want geen deel, welk ook, kan voortgaan te werken zonder dat het gestadig nieuwen toevoer van bloed ontvangt; het bloed daarentegen mist alle opwekkende en levendmakende eigenschappen, zoolang het niet door de ademhaling voorzien wordt met nieuwe zuurstof, welke het ontvangt tegen het koolzuur, dat het aan de lucht afstaat. En hoezeer ook sommige organen eenigen tijd lang den regtstreekschen, onmiddelijken invloed der zenuwmiddenpunten, der hersenen bepaaldelijk, kunnen ontberen, zoo hebben zij toch allen zonder uitzondering dien invloed noodig, en het ophouden der zenuwwerking moet het ophouden ten gevolge hebben, eerst der dierlijke, dan echter ook der organische verrigtingen. Ten aanzien van het hart moet ik nog opmerken, dat de dood zeer zelden van dit deel uitgaat, en dat, met uitzondering van die weinige gevallen, waar dit laatste werkelijk geschiedt, het hart dat deel is, wat het laatst sterft, en wel bijzonder het regter gedeelte des harten, het regter hart, waaraan men dan ook den naam van ultimum moriens, het laatst stervende deel des ligchaams, gegeven heeft.
Waardoor onderscheiden zich in 't algemeen de uitwendige verschijnselen van den tegennatuurlijken dood van die, welke bij den