Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/750

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
324
IETS OVER DEN GOUDVISCH.

is: vergulden visch. Volgens het verhaal van zendelingen zijn al de wateren van de uitgestrekte tuinen des Keizers met goudvisschen gevuld, waarbij men sommigen vindt, die één en een halven voet en meer lang zijn. Zij kunnen niet tegen de vorst, vooral niet in ondiepe vijvers zwemmende, doch in diepe wateren sterven zij dan alleen als de vorst zeer gestreng is. In April en Mei schieten zij veel kuit en de jongen groeijen schielijk; in het eerste jaar verkrijgen zij reeds de helft van hunne gewone lengte, of vijf duim. Sommige zendelingen zeggen dat de jongen vuurrood geboren worden, zelfs rooder dan de volwassenen en dat zij later eerst den goudglans krijgen; trouwens hunne kleur verandert zeer dikwijls en eerst op drie of vierjarigen ouderdom krijgen zij hunne vaste kleur. Baster zag hen eerst groen zijn, toen rood, en later goudkleurig worden. De vele verscheidenheden zijn een gevolg van de vermengingen der rassen en dus bastaarden, zoo als wij dit met alle zoogenaamd gecultiveerde dieren en planten zien plaats hebben. Naar de mode, die ook in dezen tak van weelde heerscht, of naar den luim des Keizers wordt deze of gene verscheidenheid het meest gezocht en gevolgelijk het duurst betaald. Alle soorten en variëteiten vindt men in het paleis en in de vijvers van den Keizer en van de grooten des hemelschen rijks vereenigd. In Pekin worden eene menigte gekweekt, de fraaisten bewaard en de gewonen ter markt gebragt. De buitengewoon schoone soorten krijgt men slechts te zien, als door de ongenade des Keizers een der grooten zijne bezittingen verbeurd verklaren ziet, en dus ook zijne Kin-iju verkocht worden. Zij zijn zeer gulzig en slokken wormen in grooter dan zij zelven; in dit geval kaauwen zij het ingeslokte gedeelte. Voor de Chineesche dames, wier uitspanningen door de policie zeer beperkt worden, is het een groot genoegen de goudvisschen door een fluitje naar den oever te lokken, hen eenen langen worm te geven, te zien hoe zij daarmede op de vlugt gaan, hoe de overigen den gelukkigen bezitter van den worm vervolgen en het uit den bek hangende einde vatten, en de vlugge bewegingen gade te slaan, waarmede de eigenaar zijn buit tracht te behouden.

Men wil in China, dat zekere soort van kleine, roode wormen,