OVER DE VERANDERINGEN
IN HET KLIMAAT DES AARDBOLS,
DOOR DE GEOLOGIE AANGEWEZEN.
DOOR
JOHN PHILLIPS.
VERTAALD DOOR
Er is reden om te gelooven, dat gedurende de lange tijdvakken, welke er noodig zijn geweest om de geheele reeks van uit het water bezonken lagen voort te brengen en uit de zee te doen oprijzen, de plaatselijke temperatuur en andere omstandigheden, die op den groei en het leven der planten en dieren zoowel op het land als in de zee invloed uitoefenen, aan merkwaardige veranderingen onderworpen waren. Belangrijk zijn voor deze onderzoekingen de vorderingen, die men in de laatste jaren in wijsgeerige plant- en dierkunde gemaakt heeft. Het zou onmogelijk zijn tot eenig zeker besluit omtrent vroeger klimaat te geraken, zonder zekere bepaalde kennis van de afhankelijkheid der bewerktuigde vormen van den invloed van temperatuur, vochtigheid en andere omstandigheden, zonder eenige duidelijke bewijzen van de geographische beperking van het aanzijn van soorten in eenen natuurlijken en vrijen toestand, in overeenstemming met voorwaarden, die men bepaald omschrijven kan. Om over dit onderwerp met grond te kunnen oordeelen, is het daarenboven noodwendig, dat de fossile bewerktuigde overblijfsels, waarvan wij bij ons betoog uitgaan, zeer naauwkeurig met bestaande vormen van levende wezens vergeleken en hunne overeenkomst daarmede of hun verschil daarvan zorgvuldig aangewezen worden. Het is klaarblijkelijk, dat de gevolgtrekkingen, die uit de vergelijking van fossile planten of dieren met die, welke thans in