Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/788

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
362
TOONEELEN UIT HET LEVEN VAN EENEN

Ook op dezen togt gebeurde het hem eenmaal, dat hij, door de driftige vervolging van het wild, zijne lieden verloor en den nacht alleen op een boom moest doorbrengen in het gezelschap van een aantal apen, terwijl in de rivier, aan welks oever de boom stond, krokodillen plasten. Gelukkig bragt den volgenden morgen een schot, dat door koos gehoord werd, dezen en het overige zwarte gevolg weder bij hem.

Den 14den September werd, op ongeveer een uur afstand van de rivier Lepenala, een groote olifant gedood. Ofschoon slechts weinig hulp hebbende, besloot wahlberg echter het geraamte van het dier te praepareren. Alleen zij, die weten hoeveel tijd en moeite het skeleteeren van een onzer grootere huisdieren kost, kunnen eenigermate beseffen wat het zegt van zulk een reusachtig dier als de olifant is en onder zulke omstandigheden een geraamte te maken. Wij zullen hem hier zelf laten spreken:

"Tot dit doel legerden wij ons onder doornige Acaciaboomen, digt bij het lijk, en bouwden daar eene loofhut, waarvan ik het dak met de huid van den olifant bedekte; en daarop werd de arbeid zoo snel mogelijk voortgezet. Den volgenden dag tegen den avond was de olifant ontleed en het dikste vleesch afgesneden, en nu keerde koos met een der Kaffers terug, om den eenen wagen te halen. Gedurende de acht dagen, welke tot aan hunne terugkomst verliepen, bragt ik met drie zwarten het moeijelijke skeleteeren ten einde en hakte tevens eenen weg door het bosch, opdat de wagen er door kon. De hyaena's maakten het mij zeer lastig, gelokt door den afschuwelijken stank, dien ik verduren moest. Ik kwetste en doodde er verscheidene. In den laatsten nacht kwamen ook leeuwen mij storen. Ik had het geraamte gereed en alle de beenderen in eene kraal digt bij mijne hut opgesloten. Des nachts werd ik gewekt door het gebrul van eenen leeuw en hoorde hem iets hards doorbijten en de takken van de kraal zich bewegen; maar toen ik het vuur, dat uitgegaan was, weder had aangemaakt en ging nazien, bevond ik tot mijne groote vreugde, dat al de beenderen onbeschadigd waren. Ik hoorde duidelijk de leeuwen, waarvan er nu verscheidene bijeen waren, in het nabij zijnde struikgewas, het