Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/851

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
35
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

alkohol, maar volstrekt niet in absoluten alkohol noch in aether. De oplossing geeft met zwavelzuur-koperoxyde en potaschloog een lazuurblaauw vocht, waaruit zich, zelfs na koking, geen koperoxydul neerslaat. Zonder zwartwording wordt de stof in geconcentreerd zwavelzuur opgelost, desgelijks in koud geconcentreerd zoutzuur. Met salpeterzuur verwarmd geeft zij oxalzuur. Bij 100° C verliezen de kristallen 16,5 pCt. water, en bestaan dan uit:

berekend.
C 41,0476..... 41,042.
H _6,8649..... 6,840.
O 58,0876..... 52,118.

beantwoordende aan de formule C21 H21 O20.

Inwendig gebruikt werkt de phaseomannite tamelijk sterk purgerend. De snijboonen bevatten haar in de grootste hoeveelheid, wanneer de zaden nog weinig ontwikkeld zijn; met de vorming van het amylum daarin verdwijnt de phaseomannite. (Journ, f. prakt. Chemie. LXVIII, pag. 299.)

Hg.
 

Uitkoking van het kwikzilver in de barometerbuis. Ten einde deze bewerking gemakkelijker en zekerder te maken, beveelt de Heer taupenot aan, haar te verrigten in het luchtledige. Tot dat doel wordt het opene einde van de nagenoeg met kwikzilver gevulde buis, door middel van een caoutchoucbuis, verbonden met de luchtpomp. Op den weg der verbinding wordt echter een eenigzins ruim vat gesteld, ten einde te verhinderen, dat, indien de buis door eenig toeval brak, het kwikzilver in de opening van de luchtpomp mogt geraken. Daar het kwikzilver bij eene 90° C lagere temperatuur in het luchtledige kookt, zoo behoeft de aangewende warmte bij de bewerking merkelijk geringer te zijn, en bovendien worden op die wijze de laatste luchtbolletjes, die aan de wanden kleven, op eene veel volkomener wijze verwijderd, dan bij de uitkoking op de gewone wijze. (Ann. de Chim. et de Phys. 1857, pag. 71.)

Hg.
 

Homogeniteit van oplossingen. Dr. adolf lieben heeft onlangs, op uitnoodiging van Prof. bunsen, eenige nieuwe onderzoekingen in het werk gesteld ter beantwoording der vraag: of de deeltjes eener zich in eene oplossing bevindende stof, die op zich zelve specifiek zwaarder is dan het vocht, ook na een geruim tijdsverloop eenigermate nederdalen, zoodat