Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/858

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
42
ALBUM DER NATUUR.

ofschoon zij in vrijen toestand leven in de tuinen, op bloembedden, en soms op de bladeren van struikgewassen, zijn zij echter parasitisch gedurende hunnen eersten ontwikkelingstoestand. Zij zijn bekend onder den naam van Mermis nigrescens en vormen eene afdeeling der Gordiaceën. Het zijn Nematoiden met een onvolkomen spijsverteringskanaal. Zij stellen eenen overgang daar tusschen de echte parasitische Nematoiden, gelijk de Ascariden, en de vrije Nematoiden, die nimmer de ligchamen van andere dieren bewonen. De Mermis- en Gordius-soorten leven namelijk aanvankelijk in het ligchaam van een insekt of somtijds in dat van een weekdier, maar, wanneer zij tot hunne volkomen ontwikkeling naderen, verlaten zij dit en houden verder hun verblijf hetzij in den vochtigen grond of in waterplassen, waar zij hunne eijeren leggen. Von sieboldt heeft deze jonge wormen in het ligchaam van insekten zien binnendringen. Zij bezitten in hun eersten levenstijd een angel aan den kop, waarmede zij de weefsels doorboren."

Hg. 
 

Middel om visch levend te vervoeren.—De hoofdreden waarom visschen bij hun vervoer naar elders spoedig sterven, ook dan wanneer zij in water gehouden worden, is gebrek aan lucht in het laatste. Een visscher in de Vogesen, noel, heeft daarom een' kleinen toestel uitgedacht, waardoor de lucht in het water gestadig ververscht wordt. Deze toestel bestaat in een bak, die door een beweeglijk tusschenschot in twee vakken verdeeld is. In het onderste bevinden zich de visschen; in het bovenste is een stel bakjes, verbonden door een ketting zonder einde, welke door middel van een handvatsel kunnen rond bewogen worden, in dier voege dat zij het water uit het onderste vak opputten en vervolgens uit eene zekere hoogte daarin weder doen nedervallen. Onder weg neemt het dan eene genoegzame hoeveelheid lucht op voor het beoogde doel (Compt. rendus, XLIV pag, 572).

Zoude het niet wenschelijk zijn dat een dergelijke toestel op een afzonderlijken wagen door onze spoortreinen werd medegevoerd? De rondbeweging der bakjes zoude dan ook langs den werktuigelijken weg, door verbinding met de as der raderen, kunnen geschieden. Op die wijze zoude het mogelijk zijn onze zeevisschen levend tot in het hart van Duitschland te vervoeren.

Hg.