Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/879

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
63
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

bezitten. [Ofschoon nu geen bekende stam van Indianen dien gelaatsvorm bezit] zoo zou het kunnen zijn, dat—even als zulks bij andere gemengde of verbasterde stammen ook wel gebeurt—de oorspronkelijke, thans verlorene gelaatsvorm van een zekeren stam [der Azteken bijv.] bij deze individuen weder te voorschijn gekomen was. Dit is evenwel moeijelijk aan te nemen.

L. wijst hier vooral op het gekrulde, zachte haar van de voorwerpen, die ons thans bezig houden, waarbij hij opmerkt, dat het haar der Indianen sluik en stroef is. Owen had reeds doen opmerken, dat hun haar de meeste overeenkomst bezit met dat der Zuid-Europeesche volken. Neemt men nu hierbij in aanmerking, dat niets voor hunne Indiaansche afkomst pleit, dan de gelijkvormigheid hunner gelaatstrekken met die op de genoemde oude monumenten, hunne bruine kleur, en het vermoeden, dat zij uit Centraal-Amerika komen, dan wordt die Indiaansche afstamming daardoor twijfelachtig. Nog meer regt krijgt men om daaraan te twijfelen, wanneer men in den Moniteur des hópitaux (6 Aug. 1855) een brief leest van eenen generaal various, uit San Salvador, waarin gemeld wordt, dat deze kinderen van een paar arme Mulatten afstammen, die hun kroost, om geld te verdienen, aan zekeren raymondo silva van Nicaragua hebben afgestaan. In de Gazeta del Gobierno del San Salvador van 8 Oct. 1853 wordt het fabeltje van de afstamming der kinderen uit Iximaya bepaald weersproken, en opgegeven, dat de kinderen in het distrikt San Miguel in het dorp La Puerta, digt bij de stad Mulutan, geboren zijn uit eene gehuwde Mulattin;—over den vader wordt daarbij niets medegedeeld. Nog een derde kind zou aan deze beiden gelijk zijn.

Hoeveel onzekers aangaande de afkomst dezer kinderen nog altijd moge overblijven, zoo schijnt toch het volgende vast te staan.

1) De kinderen zijn pathologische voorwerpen. Het is niet mogelijk, dat zóó, als zij zijn, een zelfstandige volksstam bestaat; het is echter wél mogelijk, dat endemische invloeden eene rij van overeenkomstige pathologische vormingen kunnen voortbrengen.

2) Zij vertoonen met betrekking tot hunne nationale eigenaardigheid geen zuiver karakter; het vermoeden, dat zij van Mulatten afstammen, wordt tot waarschijnlijkheid door het haar, terwijl andere omstandigheden spreken voor een' Indiaanschen typus, en de gelaatsvorm terugwijst op een ouden oorsprong, welligt van een der ouders.

Tot dusverre leubuscher.—Dat deze "Aztec Lilliputians" werkelijk idioten, microcephale dwergen zijn, lijdt, naar het inzien van Ref., niet