Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/99

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 87 —

water, hetwelk dit meertje nieuwen toevoer geeft. Moest het vallende regenwater de watermassa voeden, dan zou dit meertje, hetwelk aan eene sterke uitdamping onder een heet en droog klimaat is blootgesteld, in korten tijd zijn uitgedroogd en op zijn meest op zijnen diepsten bodem in het regenjaargetijde een moerassigen waterplas vertoonen. Daar het meer hier dus niet door het van boven toevloeijende water onderhouden wordt, zoo blijft er niets anders over dan te vooronderstellen, dat het zijn toevoer van beneden krijgt door onderaardsche kanalen, waardoor het met de eene of andere grootere watermassa moet zamenhangen. Stellen wij nu, dat er ergens in het nabijgelegen Medische gebergte zulk een waterkom is, die onder den grond door met het meer van Takht-i-Soleiman gemeenschap heeft, dan zal, door de wet van het evenwigt, waaraan de vloeistof moet gehoorzamen, het water in het meertje denzelfden waterstand bestendig moeten behouden, dien het in dat andere waterbekken heeft. Als twee buizen aan het ondereinde eene opene gemeenschap met elkander hebben, en men dan in een van beide buizen water giet, zal het beneden door in de andere overgaan en daarin even hoog klimmen als het in de eerste staat. Door de geheele aardkorst toch ligt eene tallooze menigte wateraderen en waterhoudende aardlagen als een netwerk op verschillende diepten verbreid. Diezelfde oorzaak, die het water in de artesische putten tot eene bepaalde hoogte doet rijzen, moet dus ook de oorzaak zijn van den waterstand in het meer Takht-i-Soleiman. Maar daardoor wordt dan ook tevens verklaard, waarom door den in het meer vallenden regen de waterstand daarin niet merkbaar verhoogd wordt; zoo ook waarom de waterstand niet merkbaar afneemt, als men door openingen in den rotswand van het meer eene zekere hoeveelheid water laat afvloeijen; want naarmate er meer water afvloeit, zal er een grooter toevloed onder den grond door plaats hebben. Wij hebben dus hier een omgekeerden hevel van reusachtige afmeting, waarvan de eene arm zich in het Medische gebergte bevindt en de andere het meer in de bouwvallen van Ecbatana vormt.

Wat wij boven uit rawlinson mededeelden, doet ons reeds eenigzins de natuurlijke gesteldheid van dit water kennen, als bevattende