Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
139
DE MENTAWEH-ARCHIPEL EN ZIJNE BEWONERS.

gelegenheid op ¼ en ½ mijl afstand uit den wal van 7 tot 16 vaâm water en daarna op grooter afstand geen grond meer.

Ziende dat wij voor den nacht de straat van Secoekup niet meer konden bereiken, stuurden wij langzamerhand, koersende om de Z. en Z.Z.W., in den wal om eene geschikte ankerplaats te zoeken, en ankerden omstreeks 7½ uur digt bij den ingang van de straat, voor 50 vaâm ketting en stuurboordsanker, in 23 vaâm water en moddergrond. Hier bleven wij tot den volgenden morgen liggen, toen wij met een noordwestelijk koeltje het anker ligtten en op peiling de straat van Secoekup binnenliepen. De wind Z.W. wordende werkten wij eenigen tijd in die straat op, tusschen het eiland Tingo en den wal van N.-Poggy, daarin geholpen door onze beide sloepen, die het schip boegseerden.

Toen het omstreeks 10½ uur geheel stil was geworden, borgen wij de zeilen en kwamen ten anker voor ons stopanker, ten einde eene betere gelegenheid af te wachten. Die gelegenheid deed zich echter niet voor dan in den avond van dien dag, omstreeks 9½ uur, toen wij den stroom mede krijgende, ons door onze sloepen lieten boegseren tot achter het eiland Bakat Pegoe, waar wij ankerden in 8½ vaâm water voor het bakboordsanker.

Den volgenden morgen kregen wij hier een bezoek van den pangerang siboelo tenga, van de in de nabijheid onzer ankerplaats op N.-Poggy gelegene 200 koppen sterke kampong Tekaoute.

In den achtermiddag van dien dag bragten wij een bezoek in genoemde kampong, waar wij zeer vriendschappelijk ontvangen werden en alles in overeenstemming vonden met hetgeen wij zagen in de kampong Simingaija; slechts waren hier de daken der huizen niet eerst loodregt naar boven, maar dadelijk glooijend bijloopende, zoodat hier werkelijk de deur in het dak zat.

Ook vonden wij in een der grootste huizen, dat van den pangerang zelven, zoodra wij binnen 's huis kwamen, het front van eenen der dwarsloopende balken op eene zeer aardige wijze versierd met uit hout gesnedene en beschilderde hertenkoppen, van echte geweien voorzien en tusschen de hoornen met gepolijste ijzeren punten versierd,