Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/195

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
169
HET LEVEN DER PLANTEN ALS NATUURDRIFT.

kelde blad-organen zich voorloopig zal voeden. Hierdoor zijn de Noorweegsche boeren in staat, brood uit hunne berken te bakken. Ook de wortelstokken der overblijvende planten, de bollen en de zaden bevatten veel zetmeel, om het eerste vonkje des levens bij zijn ontwaken behoorlijk aan te wakkeren.

Ook waar vreemde stoffen schadelijk op haar organisme kunnen werken, weet de plant zich behoorlijk te beschutten. Waar de brandende zon het teedere weefsel tracht te verwoesten, daar worden de bloemen door den nektar, de stengels en bladeren door schubben en haren beschermd, opdat zij al hun vocht niet zouden verliezen. Waar de bladeren door eene herhaalde aanraking met het water spoedig tot rotting zouden overgaan, daar bouwt zij hare eigenaardige dijken en dammen. Onze koolsoorten hebben eene wasachtige bekleeding; vele Nymphaeaceën verzamelen in de cellen der blad-oppervlakte eene groote hoeveelheid lucht, die de bladeren zoo ondoordringbaar maakt, dat het water als kwikdroppels onmagtig van dit luchtharnas afspringt. Dit heeft ook plaats bij de heilige Lotus der Indiërs (Nelumbium speciosum), waaruit de Mahratten eene vergelijking ontleenen met den zedelijken mensch:

He is not enslaved by any lust whatever,
By the stain of passion he is not soiled,
As in the water, yet unwet by the water
Is the Lotus leaf.

In Engeland wordt thans het systeem van luchtbedekking dezer plant aanbevolen om regenjassen ondoordringbaar te maken. De zucht tot zelfbehoud openbaart zich ook in de slingerplanten, die rusteloos zich wenden en draaijen om een steun voor hare zwakheid te vinden, en tevens in het geweld, waarmede sommige planten het regt der sterksten doen gelden, aan haar bestaan dat van hare zwakkere zusteren opofferen en zich als woeste tyrannen ruimte maken, même à travers un coeur ami!

De korstmossen (Lichenes) kunnen de nabijheid der teedere bladmossen (Musci) niet verdragen en zullen ze steeds verdringen om eindelijk geheel alleen te heerschen. Maar gelijk bij het laagste gepeupel, zoo heerscht ook onder die korstmossen zelve groote oneenigheid, en