Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/255

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
229
DE VULKAAN VAN ANTUCO IN CHILI.

nisch vuur en van de avondzon, elk voor zich groots en prachtigs vermag voort te brengen, vereenigt zich hier tot een geheel."

 

 

"Het grootste gedeelte des zomers was reeds verstreken, en de togt naar den vulkaan liet zich niet langer uitstellen, want het weder scheen zeer gunstig en lokte als het ware tot het waagstuk uit. Den 16 Februarij verliet ik Antuco, en wel tot groot leedwezen der goede landlieden, die mij door duizenderlei gronden zochten terug te houden, daar hun de geheele onderneming niet veel beter dan eene openlijke uittarting der voorzienigheid toescheen. Ik vond niemand onder hen die bereid was mij te vergezellen, en het was een groot geluk, dat eindelijk een man zich daartoe aanbood, die, op verren afstand van het dorp, zich in het bosch een huis had gebouwd, waarin hij woonde zonder bezorgd te zijn voor vijandelijke overvallen. Deze man, antonio de serra genaamd, een krachtvolle Guasso, had zich vrijwillig jaren lang onder de Indianen opgehouden, was hen op hunne togten tot naar Patagonie gevolgd, en was een van die buitengewone menschen, welke men slechts op de grenzen van door de Indianen bewoonde landstreken aantreft, en die door fennimore cooper in eenige zijner romans met zooveel waarheid geschilderd zijn. Hij deelde noch in de vrees voor de Indianen, noch in het geloof aan spoken, waardoor zijne landslieden steeds gekweld worden, en was daarbij hoogst goedhartig, doch tevens in bijzondere omstandigheden tot groote gruwzaamheid in staat, met één woord, hij bezat een van die karakters, welke zich slechts ontwikkelen kunnen op plaatsen, waar de zedelijke beschaving der blanken, als het ware tot haar laatste grenspaal genaderd, onmiddellijk naast de barbaarschheid der Indianen staat, en de strijd tusschen zulke verschillende elementen onvermijdelijk is. Geen ander Chileno zoude tot den togt naar den vulkaan geschikt zijn geweest; doch ofschoon de serra veel meer dan een zijner landslieden met de woeste natuur der Andes bekend was, scheen hem toch de beklimming tot in de nabijheid van de gloeijende lava te gewaagd toe, en zijne eenige voorwaarde was daarom, dat hij op den vulkaan zoude mogen achterblij-