Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/431

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
13
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

Kleurstof in de vederen.—De heer an.bogdanow, van Moskou, heeft zich, even als meer natuuronderzoekers, sedert eenigen tijd bezig gehouden met een onderzoek naar de kleurstof der vogelvederen, een punt, aangaande hetwelk nog weinig of niets bekend is. Het kwam daarbij vooral er op aan, om de kleurstof afzonderlijk en zuiver te verkrijgen uit de hoornachtige zelfstandigheid der vederen. Na verscheidene vergeefsche proefnemingen is het hem gelukt de kleurstof te trekken uit de roode vederen van Calurus auriceps, en wel door middel van kokenden alkohol. Hij sneed die vederen zeer fijn, deed ze in een verdampschaaltje vol alkohol en deed deze koken in een waterbad; na een kwartier uurs zag hij de vederen al meer en meer verbleeken en den alkohol daarentegen oranjerood worden. Zoo men nu de koking verlengt, door verscheidene malen alkohol bij te gieten, behoudt men eindelijk de bijna geheel kleurlooze vederen met eene oplossing der vroeger daarin aanwezige kleurstof. Na deze laatste gefiltreerd te hebben, dampt men ze in het waterbad uit, zonder evenwel het water aan de kook te brengen, maar het altijd houdende op eene temperatuur tusschen 60 en 70°C, en verkrijgt dan een poeder, dat in massa donkerrood, en in kleine deeltjes oranjekleurig is. Door er gedestilleerd water op te gieten, hetgeen alles wat in de kleurstof aanwezig is oplost, maar niet de kleurstof zelve, verkrijgt men deze laatste zuiver. Daar die kleurstof oranje is, maar, in massa gezien, donkerrood, kan zij alle schakeringen voortbrengen van het helder oranje van Rupicola aurantiaca en de nekvederen van den goudfaisant af, tot aan het donkerrood van den buik des laatstgenoemden vogels en de roode kleur van Calurus. De roode kleurstof is onoplosbaar in koud en heet water, en wordt door het licht aangetast. Daar het een tot dusver onbekend ligchaam is, stelt B. den naam van zoöxanthine [liever zoöerythrine] voor.

Uit de licht violette vederen van Catinga caerulea krijgt men door alkohol eene oplossing, die bijna even zoo gekleurd is als die uit de roode vederen. De violette kleurstof kan niet anders geïsoleerd worden dan met de oranjeroode kleur, soms alleen maar met een violette tint. Met acidum aceticum krijgt men ook eene roode oplossing, die evenwel binnen drie uren geheel ontkleurt, terwijl de uitgedampte alkoholoplossing volkomen dezelfde blijft. Iets dergelijks neemt men bij de kreeften waar; wanneer men het kleurstof houdende vlies wegneemt, wordt de violette kleurstof dadelijk rood. Bewijzen dezelfde veranderingen door het licht en scheikundige invloeden niet de identiteit van de violette kleurstof der vogelen en der kreeften? En indien dit zoo is, bestaat er dan niet eenige reden om te vermoeden, dat ééne enkele kleurstof eene en dezelfde kleur in het geheele dierenrijk veroorzaakt?

Geelgroene vederen, met acidum aceticum behandeld, geven eene oplossing