Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
24
DE VLIEGENDE VISCH VAN 1857 en 1657.

schouwspel, dit vliegen van waterbewoners, maakt steeds een' diepen indruk op reizigers en zeelieden, die het mogen gadeslaan; alle reisverhalen ter zee maken er bijna zonder uitzondering melding van. De eenzaamheid en eentoonigheid der reis wordt er op eene aangename wijze door afgebroken, de schoonheid van dit verschijnsel geeft eene fraaije afwisseling aan het gezigt op lucht en water. Men heeft het vliegen dier visschen vergeleken bij het opspringen van een' platten steen, die in schuinsche rigting op het water geworpen wordt, en eenige malen weder teruggekaatst wordt, vóór hij voor goed naar beneden zinkt. Anderen hebben gewild, dat de Exocetus uit de zee opspringt en een tijdlang op zijne uitgespannen vinnen als op een valscherm of parachute voortzweeft. Volgens v. humboldt en risso is dit echter niet volkomen waar: niettegenstaande de snelheid van de vlugt, kan men zich toch overtuigen, dat de Exocetus gedurende zijnen zweeftogt wel degelijk de lucht met zijne vinnen slaat, dat is: dat hij bij afwisseling de borstvinnen uitslaat en weder tegen het ligchaam aansluit; en neemt men de kracht zijner borstspieren en de inrigting van zijn schoudergewricht in aanmerking, dan is die bewering wel geloofbaar. Het is evenwel bewezen, dat de Exoceten zich niet willekeurig uit het water kunnen opheffen: als de zee effen en kalm is, ziet men geen enkele vliegen; maar zoodra de wind golfslag teweeg brengt, laten zij zich door de golven in de hoogte opheffen en kunnen nu het water verlaten; zij hebben kracht genoeg om twintig voet ver voort te zweven, voor dat het uiteinde der borstvinnen weder het water aanraakt, en dikwijls, als de zee hol staat, bevinden zij zich twaalf, vijftien, ja achttien voet boven hare oppervlakte, zoodat zij niet zelden op het dek der schepen nedervallen. De zeeman verheugt zich in die vangst, omdat deze visschen een lekker en gezond voedsel opleveren, waardoor de gewone scheepskost aangenaam wordt afgewisseld.

Men heeft gezocht de reden te ontdekken, waarom de Exoceten het water verlaten en gemeend die te vinden in de omstandigheid, dat de zwermen vliegende visschen steeds achtervolgd en in grooten getale verslonden worden door roofvisschen, vooral door den Sparus auratus L. en den Scomber sarda of den Pelamys, ook Bonito geheeten. Als dit waar is, zouden zij door hunne bekwaamheid om te vliegen toch niet gelukkiger zijn, want naauwelijks hebben zij het water verlaten, of zij val-