bijzonder geslacht der Gordiacea daar. [Het "cellen-ligchaam," waarvan hier sprake is, bestaat uit eenen zamengepakten toestel van cellen, hetwelk de geheele ligchaamsholte volledig aanvult, zoodat de overige ingewanden door hetzelve worden ingesloten. In dit cellen-ligchaam geraakt het voedsel, gedeeltelijk door de geheele uitwendige ligchaams-oppervlakte, gedeeltelijk ook door eene zeer naauwe mondopening. Zie Bijvoegsels en Aanmerkingen, behoorende tot het Handboek der Dierkunde van j. v. d. hoeven, blz. 107],
De Tsetsé.—Onder dien naam is aan de zuidkust en binnenlanden van Afrika eene soort van vlieg bekend, de Glosssina morsitans, niet grooter dan de gewone huisvlieg, doch meer van de kleur der honigbij, met 4 gele dwarsstrepen over het achterlijf, en een eigenaardig gebrom makende. Het merkwaardige van dit diertje is, dat in een zakje aan den wortel van de proboscis een weinig van een zeer hevig vergift wordt afgescheiden, hetgeen bij den beet of steek van dit insekt blijkt voor honden, paarden en ossen doodelijk te zijn. Voor den mensch, voor "wilde" dieren en voor kalveren zoo lang zij zuigen is het ongevaarlijk. Op de verwonding volgt slechts eene geringe jeukte, niet heviger dan door gevaarlijke muskieten. Bij de getroffene dieren openbaart de gevaarlijke werking zich eerst na eenige dagen en de dood, ofschoon soms spoedig, volgt dikwijls eerst na maanden, onder belangrijke vermagering en verzwakking. Als eerste verschijnselen staan vermeld vloeijingen uit neus en oogen als bij verkoudheid, en gezwellen aan de kaak en om den navel, duizelingen, blindheid. Later volgt verlies van eetlust, buikloop en algemeene uitputting. Bij de lijkopening wordt onderhuidsche luchtophooping of windzucht aangetroffen, het vet is week en geelgroen, de spieren, ook het hart, zijn in hooge mate verweekt. Het bloed is in mindere hoeveelheid dan gewoonlijk voorhanden.—[Deze mededeeling van livingstone, in Med. Tim. a. Gaz., Nov. 21, 1857 overgenomen, strookt zeer wel met de vroegere opgaven van oswell, roquette, quaen en anderen. Volgens westwood behoort de Tsetsé-vlieg tot het aan de Homoxys verwante geslacht Glossina (en wel G. morsitans geheeten), terwijl owen meent, dat de bij haar aan de zuigsnuit gevondene ronde en harige bulbus een vergaderblaasje zou zijn voor eene zeer vergiftige, door het dier afgescheidene vloeistof. Zie verder Transactions of the Entomological Society of London, N.S., Vol. 2, D. 5, p. 96].