Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/459

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

De schimmel-ziekte der vliegen.—Reeds de geer maakte in 1788 melding van deze zonderlinge ziekte, goethe schreef er later over, nees von esenbeck beschreef deze schimmels en hare sporae, doch cohn heeft daarover de beste onderzoekingen gedaan, en deze schimmelsoort den naam gegeven vaa Empusa, doch daar die reeds vroeger aan een genus der Orthoptera was toegelegd, heeft lebert, die thans deze ziekte aan een nieuw en grondig onderzoek heeft onderworpen (in virchow's Archiv f. path. Anat., 12 B., 1 H., 1857), deze vliegen-schimmel Mycophyton cohnii geheeten. Het is een entophyt, een plantaardige parasiet, uit 2 à 5 cellen bestaande, waarvan er één mycelium-aardig vertakt is en in een klokvormige spora overgaat. Deze schimmel komt niet alleen voor in het bloed, maar vooral ook in den buik der Musca domestica, alwaar zij de ingewanden met hare cellen en draden omgeeft en deze eindelijk vernietigt, terwijl de buikwand na den dood openbreekt en de schimmel naar buiten woekert. De vliegen worden daardoor vooral tegen het einde van den zomer aangetast; zij worden eerst loom, vliegen niet ver, doch worden onrustig, krijgen kramptrekkingen en, wanneer het ligchaam al meer en meer week en dik gezwollen is geworden, sterven zij in eene soort van algemeene verstijving. Na eenigen tijd vindt men deze dieren inwendig overtogen met eene schimmelvormige laag van eene grijze of gele kleur. Lebert heeft den oorsprong en ontwikkelingsgang dezer schimmel in het bloed en de ingewanden bij reeds zieke en nog schijnbaar gezonde vliegen opgespoord en de cellen, de schimmeldraden en buisjes (Pilz-schläuchen) afgebeeld, en gevonden, dat in de laatste talrijke vetdruppels voorkomen, zoo als men die in de Algae dikwijls aantreft. Zij ontwikkelen zich uit kleine moleculaire korrels of sporen lot kleine cellen en deze groeijen tot buisjes en slechts tweeledige vertakkingen uit. Volgens cohn ontstaan de primitieve korrels spontaan in het bloed of in het darmsap, doch volgens lebert treden deze van buiten in het ligchaam. Eenigermate zou voor de laatste meening pleiten, dat het hem gelukt is, door het ziekelijke bloed of sap van zoodanige vliegen in te enten aan eene rups van de Phlogophora scita, ofschoon deze overdraging door inenting hem bij meerdere andere insekten voor als nog niet is gelukt. Het is hem gebleken, dat deze planten parasiet eene nieuwe of liever eigene species is en onder anderen een groot onderscheid vertoont bij vergelijking met de Botrytis Bassiana, die zich bij de z.g. muscardine of